Als de kleinste de grootste is
Mattheus (18, 1-5), Lucas (9, 46-48) en Marcus (9, 33-37) brengen elk een versie van het verhaal waarin Jezus aan zijn leerlingen, die kampen met de vraag wie van hen nu de grootste is, een kind voorhoudt en hen aanmaant om weer te worden als dat kind. Johannes vertelt dat Nikodemus van Jezus een gelijkaardige les krijgt. We vroegen Reimund Bieringer, nieuwtestamenticus aan de KU Leuven, en Kolet Janssen, jeugdauteur en godsdienstwetenschapper, wat dat kan betekenen.
– Zijn er opmerkelijk verschillen tussen de versies van dat verhaal bij Mattheus, Lucas en Marcus?
Reimund Bieringer • Bij Marcus en Lucas hebben de leerlingen een dispuut over wie de grootste is. Lucas zegt het overigens nog iets uitdrukkelijker: wie „van hen” de grootste was. Jezus beantwoordt die vraag door er een kind bij te halen en Hij zegt erbij dat wie het koninkrijk van God niet „aanneemt als een kind” er beslist niet inkomt. Zeker in de versie van Lucas lijkt Jezus zo een antwoord te geven op een andere vraag dan die waarover de leerlingen een geschil hadden.
Bij Mattheus is de verhaallijn in dat opzicht wel iets logischer. Daar gaat het immers meteen over de vraag wie de grootste is „in het koninkrijk der hemelen”, een wending die zijn evangelie kenmerkt en in die passage drie keer voorkomt. Toch buigt Jezus in het eerste deel van zijn antwoord ook daar de vraag om: om het koninkrijk der hemelen „binnen te gaan”, moeten de leerlingen worden als een kind. Dat „worden als een kind” is overigens een sterkere uitdrukking dan bij Marcus en Lucas. Vervolgens geeft Jezus wel een direct antwoord: „Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen.”
– Welke eigenschap van kinderen heeft Jezus daar dan voor ogen?
Reimund [node:field_streamers:0] Bieringer • Onschuld, eenvoud, gebrek aan zelfgenoegzaamheid, kwetsbaarheid, afhankelijkheid, vertrouwen. Al die eigenschappen van het kind werden reeds als verklaring van die tekst naar voren geschoven. Volgens mij zijn die naast de kwestie. In deze context wordt het kind immers voorgehouden als een voorbeeld van klein zijn aan diegenen die groot willen zijn. Mattheus speelt ook met de kleine gestalte van een kind door erop te wijzen dat wie zich niet klein maakt, het koninkrijk niet binnengeraakt. De deur is als het ware te klein.
Kolet Janssen • Natuurlijk blijft het contrast tussen het zich omhoog willen werken enerzijds en het feit dat Jezus er een kind bijhaalt anderzijds in de drie versies wel overeind. Dat Jezus ook op andere plaatsen in het evangelie in verband wordt gebracht met kinderen, moet er toch op wijzen dat Hij bijzondere aandacht had voor hen, een aandacht die Hem onderscheidde van andere predikers.
Reimund Bieringer • Al moeten we ook opletten met uitspraken over het statuut van het kind in Jezus’ tijd. Natuurlijk was hun lot over het algemeen erg moeilijk. Toch is het ook niet zo dat ze niet meetelden of onbelangrijk werden gevonden. Zo blijkt uit diverse grafopschriften de diepe genegenheid die volwassenen ook toen voor een kind konden voelen.
– In die tekst spreekt [node:field_streamers:1] Jezus als enige. Het kind zelf zegt niks. Kunnen we echter ook leren door te luisteren naar kinderen?
Kolet Janssen • Luisteren naar kinderen is veeleer recent. In mijn lerarenopleiding werd dat nogal benadrukt. Spontaan denk je dan van jezelf dat je dat in de praktijk ook wel doet. Na verloop van tijd merkte ik echter dat ik toch allereerst geneigd ben hen iets te willen leren. Natuurlijk is dat normaal. Tegelijk ben ik ook gaan inzien dat we kinderen ernstig moeten nemen in wat ze zeggen. Wanneer een kind in de kinderwoorddienst iets vertelt over hoe hij of zij God ervaart, moet je niet te gauw denken aan je cursus ontwikkelingspsychologie: „Ach ja, op die leeftijd hebben ze nu eenmaal een magisch godsbeeld.” Soms moet je dat soort beschouwingen even tussen haakjes plaatsen om meer onbevangen te kunnen luisteren naar het kind. Kinderen kunnen, op hun manier, dingen zeggen die jou als volwassene confronteren met jezelf en je helpen om te komen tot een dieper geloofsbegrip.
– Dreigen we op basis van die passage het kind niet te idealiseren?
Kolet Janssen • Dat mogen we uiteraard niet. Je kunt er immers niet aan voorbij dat kinderen ook hard voor elkaar kunnen zijn. Denk maar aan kleine kinderen die net dat speeltje willen waarmee een ander kind aan het spelen is. Bemerk in dat verband overigens dat de discussie van de leerlingen over wie precies de grootste is een bij uitstek kinderachtig gespreksonderwerp is. Anderzijds toont onderzoek aan dat we al op heel jonge leeftijd geneigd zijn anderen te helpen. De twee kanten zijn aanwezig in kinderen. Opvoeding heeft haar nut en moet het goede stimuleren.
Reimund Bieringer • De invloed die de samenleving door opvoeding op kinderen uitoefent, heeft iets dubbels. Enerzijds stimuleert ze inderdaad de positieve kanten van het kind, tegelijk brengt ze negatieve aspecten binnen. Zo leert ervaring van vrienden uit de Verenigde Staten me dat kleine kinderen geen acht slaan op huidskleur. Dat speelt gewoon geen rol in de manier waarop ze omgaan met anderen.
Wat die passage bij Mattheus betreft, meen ik echter dat we ze niet moeten lezen als een oproep om in ethische zin te worden als een kind. Het gaat er veeleer om dat je jezelf niet groter moet maken dan je bent, anders geraak je niet door de deur. Wat daar wordt beklemtoond, is het contrast tussen klein en groot.
– Is het dan ludiek of grappig bedoeld, als een soort kwinkslag?
Kolet Janssen • Of het zo bedoeld is, kun je natuurlijk nog moeilijk achterhalen. Toch lijkt dat me de perfecte manier om de leerlingen welwillend op hun donder te geven. „Ah, jullie willen de grootste zijn? Wel, kijk maar eens, dan moeten jullie net zo groot worden als dit kind.”
Reimund Bieringer • Het zou best kunnen dat het ludiek is bedoeld. Humor is immers nogal cultuurgebonden en gaat door de eeuwen soms verloren. Tegelijk kun je er ook een beeld van de genade in zien. In de commentaren wordt die tekst immers vaak in verband gebracht met de passage uit het evangelie volgens Johannes waarin Jezus Nikodemus uitnodigt opnieuw geboren te worden, dus opnieuw kind te worden. Nu was Nikodemus een man van stand en iemand met heel wat verdiensten. Wanneer hij in wil gaan op Jezus’ uitnodiging om opnieuw geboren te worden, lijkt hij al zijn verdiensten en zijn sociale status te moeten opgeven.
– Speelt Jezus’ status als Kind van de Vader een rol in dat verhaal?
Reimund Bieringer • Al bij al wel, denk ik. In het evangelie volgens Mattheus als geheel kun je in elk geval een parallel zien tussen, aan de ene kant, de geboorte van Jezus als kind en de verhalen over Jezus’ eigen kinderjaren en, aan de andere kant, de manier waarop Jezus later, als volwassene, omgaat met kinderen.
Kolet Janssen • In de Bijbel vind je overigens ontzettend veel verhalen en beelden over ouders en kinderen. Dat is iets van alle tijden. Immers, hoe oud je ook wordt, je blijft altijd het kind van je ouders.