Echte evaluatie abortuspraktijk ontbreekt
Langverwacht rapport over zwangerschapsafbreking toont dalende cijfers, maar roept vele vragen op
Op 11 februari laatst stelde de nationale evaluatiecommissie zwangerschapsafbreking, die de abortuspraktijk in ons land moet opvolgen en evalueren, het parlement haar rapport voor. Het aantal abortussen in ons land daalt gestaag, zo blijkt, van 19.155 in 2012 naar 17.257 in 2017, maar het rapport biedt daarnaast nog heel wat stof tot nadenken.
Zo is het aantal vrouwen jonger dan twintig die een abortus ondergaan verrassend laag, geen tien procent. De meeste vrouwen, bijna vijftig procent, zijn tussen 26 en 35 jaar, de leeftijd waarop velen een gezin uitbouwen. Ook bijna de helft van het aantal abortusvragers gebruikte geen voorbehoedmiddelen, 25 procent geeft een slecht gebruik aan, vooral dan van de pil. Als voornaamste reden om over te gaan tot een abortus geldt „geen kinderwens”. Verkrachting en incest blijken dan weer amper een reden tot abortus. Opmerkelijk is ook het hoge aantal vluchtelingen dat een abortus aanvraagt.
„Een heuse wetenschappelijke evaluatie ontbreekt nog,” zegt Kamerlid Els Van Hoof (CD&V), „maar nu al valt op dat zeventig procent van de vrouwen die abortus ondergaan geen of slecht voorbehoedmiddelen gebruikt. Er is dus een probleem met anticonceptie. Hoe komt dat? Dat moet worden onderzocht. Ook maak ik me zorgen over de vele kwetsbare vrouwen die uit dit rapport naar voren komen. Dat de abortuscijfers hoger zijn in de steden verbaast me dan weer niet.”
Diverse politieke partijen willen de abortuswet uit 1990 wijzigen, de bedenktijd voor vrouwen inkorten en de maximale termijn van twaalf weken verruimen. Els Van Hoof heeft alvast geen vertrouwen in dit rapport als basis voor die wetswijziging. „Wie zijn de 472 vrouwen uit België en Luxemburg die naar Nederland trekken (waar de termijn 24 weken bedraagt, n.vd.r.) en waarom doen ze dat? Dat weten we niet.”
„Gaat het misschien om vrouwen die langer dan twaalf weken zwanger zijn? Zo ja, waarom wachten ze tot dan om te beslissen [node:field_streamers:0] over een abortus?”, zegt Kamerlid Valerie Van Peel (N-VA), die zich op haar beurt tegen het wetsvoorstel verzet. „Staan die vrouwen onder druk? Wonen ze misschien gewoon dicht bij de grens? Het antwoord op al die vragen kennen we niet. Enkel door het waarom te begrijpen, kunnen we die vrouwen echt helpen en voorkomen dat ze zo’n abortus moeten ondergaan, want dat moet toch het eerste doel zijn. Daarom drongen we er ook meermaals op aan de huidige wetgeving eerst te evalueren alvorens ze aan te passen.”
En ze vervolgt: „Ik onthoud van het rapport vooral de daling van de abortuscijfers, wat betekent dat preventie en informatie wel degelijk werken en bijgevolg nodig blijven.”
De commissie deed ook aanbevelingen, vooral over het meer toegankelijk maken van voorbehoedmiddelen. Dokter Chantal Kortmann is een van de weinige commissieleden met een christelijk profiel, terwijl de twee voorzitters een uitdrukkelijk vrijzinnige achtergrond hebben. Op haar vraag werd een ‘minderheidsstandpunt’ toegevoegd aan het rapport. „We moeten er ons scherper bewust van worden dat veel van de abortussen waarbij werd aangegeven dat er geen anticonceptie is gebruikt, in feite gewenste kinderen waren”, stelt Kortmann. „De promotie van anticonceptie is dus niet geschikt om voor die groep het aantal abortussen te doen dalen.”
Volgens Chantal Kortmann is er bovendien te weinig controle op de abortuscentra, waar zowat tachtig procent van de geregistreerde abortussen wordt uitgevoerd. „Ze passen de wet niet toe”, zegt ze. „Ze zijn vrij te doen en te laten wat ze willen. Er is geen controleorgaan, registratieformulieren worden vaak niet door de arts ingevuld en patiëntenrechten worden geschonden. Over bijwerkingen en psychische problemen wordt geen informatie gegeven. Het alternatief van adoptie komt ook al zelden ter sprake. Waarom zijn er in Vlaanderen jaarlijks slechts twintig binnenlandse adopties?”