‘De Kerk moet aanwezig zijn waar het leven is, dus ook op school’
Nog minder dan een week en het nieuwe schooljaar schiet uit de startblokken. Hoe dat schooljaar – het tweede in coronatijden – zal verlopen, valt nog af te wachten. En welke uitdagingen wachten het katholieke onderwijs nog? Tijd voor gesprek met Lieve Van Daele, bisschoppelijk gedelegeerde in Gent.
Godsdienstwetenschappen, Germaanse filologie, seksuologie. Leerkracht, directeur, therapeut, schepen in Sint-Niklaas, volksvertegenwoordiger en kabinetsmedewerker. Lieve Van Daele (56) is van alle markten thuis. In 2017 volgde ze kanunnik Stefaan Van der Kelen op aan het hoofd van het vicariaat onderwijs van het bisdom Gent. Niet met de titel van ‘vicaris’, uiteraard, maar met die van ‘bisschoppelijk gedelegeerde’.
– Wat doet een bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs?
Die vraag kreeg ik vaak in het begin: „Wat doe jij nu eigenlijk?” Wel, ik zie mezelf als een brugfiguur, allereerst tussen de wereld van het onderwijs en die van de Kerk. Als lid van de bisschopsraad zorg ik dat de vreugdes en de zorgen van het onderwijs daar ter sprake komen. In het bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen breng ik, samen met anderen natuurlijk, aan bod wat er leeft in de Kerk en waak ik mee over de identiteit van het katholieke onderwijs.
Dat kun je natuurlijk maar door eerst op het terrein aanwezig te zijn en aandachtig te luisteren. Zo brengen we de schoolbesturen, getrokken door vrijwilligers, maandelijks samen voor uitwisseling en het beluisteren van elkaars noden. Daarbij denk ik onder andere aan de zorg voor het patrimonium, waarvoor katholieke scholen voor een groot deel zelf instaan.
Twee keer per jaar ben ik aanwezig op een congres voor directies. Dan weerklinken allerlei praktische vragen. Die moet je opvangen, vaak om door te verwijzen. Daarnaast hoor je ook diepere vragen, over de motivatie om in het onderwijs te werken, bijvoorbeeld. Dat alles met aandacht beluisteren, is een vorm van waardering. In het onderwijs is zo veel onvoorwaardelijke inzet, op elk niveau. Dan mag je als Kerk best een woord van waardering en bemoediging spreken.
– Is het vicariaat ook niet de uitvalsbasis voor de inspecteurs-adviseurs godsdienst?
Inderdaad. We hebben een sterk team van inspecteurs die ook een ondersteunende, geen controlerende houding aannemen. Die geest leeft overigens in het hele vicariaat. We staan ten dienste en werken grotendeels vraaggestuurd. En uiteraard moet je als gedelegeerde soms ook knopen doorhakken.
– Welke rol kan de Kerk vandaag (nog) spelen in het onderwijs?
Je hoort wel eens zeggen dat de Kerk haar tijd en energie niet meer in de scholen moet steken, „want die zijn toch niet meer katholiek”. Daarmee ben ik het volstrekt oneens. De Kerk als levende gemeenschap moet aanwezig zijn waar het leven is, dus ook op school. Die ambitie moeten we [node:field_streamers:0] blijven hebben. We mogen ons niet terugtrekken in een kring van overtuigden, maar moeten proberen gist in het deeg te zijn. Ik ben ervan overtuigd dat in iedere mens een zinzoeker schuilt, ook in de kleuter die waarom-vragen stelt en in de tiener die op zoek is naar zichzelf.
We hebben dus plekken nodig waar jongeren zin kunnen ontdekken. Op school moet er bijgevolg ruimte zijn voor die vragen, en niet enkel in die twee uurtjes godsdienst. Hoop kun je leren. Als schoolteam ben je ook drager van die hoop. Een katholieke school moet dat ademen.
– Ook op het terrein hebben we dus nood aan brugfiguren?
Zeker. Zo wordt in heel wat parochies goed samengewerkt met de scholen in het kader van de eerste communie. Op andere plekken loopt die samenwerking soms wat moeizamer. Dan merk je dat school- en kerkmensen moeten leren elkaars taal te spreken. Oprecht naar elkaars zorgen luisteren en niet meteen in het defensief schieten, is dan wezenlijk. Bovendien vind ik het zinvol dat jongere priesters die dat willen de kans krijgen om naast parochiewerk ook enkele uren les te geven. Alleen hun aanwezigheid is vaak al een aanleiding voor nieuwsgierigheid en gesprek, in de klas, maar evengoed in de leraarskamers. Ook zo maken we de missionaire roeping van de Kerk waar.
Wel moeten we streven naar een realistische en hedendaagse aanwezigheid. Katholiek onderwijs is al lang geen onderneming meer van katholieken onder elkaar. Het is een afspiegeling van de samenleving. Daarin vormen kerkmensen een almaar kleinere groep. Laten we wel een enthousiaste minderheid zijn.
– Hoe kijkt u naar onderwijs in coronatijden?
Ook daarin kun je je katholieke identiteit beleven. Ik denk aan de inspanningen van scholen om kwetsbare leerlingen extra te ondersteunen, tot het brengen van materiaal aan huis toe. Voor jongeren was de lockdown geen makkelijke tijd en ook voor directies en leerkrachten was het uitdagend. Hoewel we in het onderwijs graag structuur hebben, zag ik toch al verbazingwekkende flexibiliteit, inzet en creativiteit, hoe moeilijk het ook was. Hopelijk kunnen we dit schooljaar de scholen maximaal openhouden.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be