‘Die zorg voor elkaar, dat treft me telkens weer bij Chiro’
Met 113.989 waren ze vorig werkjaar, de leden en leiding van Chirojeugd Vlaanderen. In dit bijzondere coronajaar zijn ze verdeeld over 895 plaatselijke groepen. Die worden ondersteund door een structuur met 72 gewesten, tien verbonden en vijf regionale secretariaten. Het nationaal secretariaat in Kipdorp Antwerpen is sinds 2006 de uitvalsbasis van nationaal proost Els Van Doren.
Ooit begon ze haar loopbaan in de jeugdpastoraal. Tijdens een intermezzo als ziekenhuispastor belde Chiro plots. Of ze geen proost wilde worden. Els Van Doren (48) voelde het kriebelen en werd zo de eerste lekenproost van de beweging. „Ik zou dat wel willen blijven tot mijn pensioen”, zegt ze. „Toch lijkt het me gezond dat ik deze stoel binnen enkele jaren vrijmaak. Zal ik dan echter nog iets anders vinden dat zo tof is als Chiro?”
– Wat doet een nationaal proost van Chiro zoal wanneer er geen pandemie heerst?
Ik was steeds geboeid door groepsdynamieken. Dat is wat me indertijd deed kiezen voor de jeugdpastoraal. Hoewel veel Chiroleden er niet meer mee vertrouwd zijn, houd ik ook bewust vast aan de term ‘proost’, want er klinkt in door dat ik mag herderen en behoeden. Dat doe ik op diverse manieren. Als inspirator reik ik groepen inhoudelijke impulsen aan voor bezinningen. Als confrontatiefiguur let ik er in het bijzonder op dat we bij het nemen van beslissingen rekening houden met iedereen, allereerst met wie extra kwetsbaar is – behoeden we wel al onze schaapjes? – dat we consequent zijn met onszelf of dat we onze rol in de samenleving scherp houden. Als bruggenbouwer stimuleer ik het contact tussen groepen, tussen een groep en partners enzovoorts.
Ten slotte ben ik als proost ook ruggensteuner en bemoediger in moeilijke momenten. In normale tijden valt het bijvoorbeeld zowat maandelijks voor dat een plaatselijke groep te maken krijgt met een overlijden, van een lid, een leider of leidster, maar net zo goed van een ouder van een lid, een kookouder of een oud-lid. Dan sta ik klaar om hen te ondersteunen.
– Vindt de plaatselijke leiding dan makkelijk de weg naar de proost?
Soms nemen ze rechtstreeks contact op. Vaak komen die berichten echter tot bij me via tussenliggende niveaus. Dan neem ik zelf contact op. Ik doe de leiding dan suggesties over hoe ze dat kunnen aanpakken. Soms ga ik dat mee begeleiden, een andere keer beperkt mijn rol zich tot één of twee bezoeken. Sommige groepen willen het zelf aanpakken, maar beseffen niet altijd wat er op hen afkomt.
– Over moeilijke momenten gesproken, na een lastig coronajaar viel voor veel jongeren ook hun kamp of bivak letterlijk in het water. Hebben we onze jeugd voldoende ondersteund in die crisis?
De crisis was voor iedereen zwaar. Toch vind ik dat de impact op jongeren lang werd geminimaliseerd. Wanneer je nog zo jong bent, lijkt een jaar verliezen lang. Jongeren hebben ook nog onvoldoende levenservaring om zo’[node:field_streamers:0] n crisis te plaatsen. Niet dat de maatregelen voor jongeren minder streng moesten zijn, maar die impact erkennen is belangrijk.
Tegelijk stelde ik in onze beweging opnieuw vast hoe veerkrachtig onze jongeren zijn. En hoe ze elkaar ondersteunen. Dat treft me toch telkens weer in onze groepen, die zorg voor elkaar. Al is dat niet gemakkelijk wanneer je elkaar niet eens een knuffel mag geven.
– Chiro beschouwt zich als een pluralistische jeugdbeweging. Kunt u als bruggenbouwer de brug met Kerk en geloof voldoende slaan?
Sommige groepen maken deel uit van de parochie. Op enkele plekken loopt het contact dan weer stroef. Veel groepen hebben echter volstrekt geen band meer met de parochie.
Sommige groepen houden bijvoorbeeld wel vast aan het feest van Christus Koning, maar vaak zonder de oorsprong ervan te kennen. Ter inspiratie reiken we verhalen aan, uit het evangelie, andere tradities en profane vertellingen. Ook wanneer we de startmomenten uitwerken, tracht ik daar een of twee evangelieteksten bij te betrekken. De vraag naar God komt in de nasleep van een crisis nog wel eens aan bod, maar vaak pas in de tweede plaats. Onderlinge relaties staan op de voorgrond.
– Slaat de Kerk zelf voldoende de brug naar jongeren volgens u?
Te weinig, lijkt me. De Kerk toont wel openheid, maar mensen en middelen zijn beperkt. Dat maakt dat de Kerk volgens mij al te vaak terugplooit op zichzelf, te veel bezig is met haar eigen kerninhoud. Uiteraard vind ik die traditie waardevol, want dat is waar ook ik mijn inspiratie haal, vooral in moeilijke momenten – in het evangelie, uiteraard, maar in mijn geval overigens ook bijzonder in het Oude Testament, waarin de mens er vaak toch maar een knoeiboel van maakt, zoals aartsvader Jacob. Vanzelfsprekend moet de Kerk haar verhaal brengen, maar er moet een wisselwerking zijn: de Kerk zou meer aandacht moeten hebben voor wat mensen van nu bezighoudt en hen actief beluisteren, hen op verhaal laten komen. We laten kansen liggen. Ondanks veel inzet blijkt het toch niet vanzelfsprekend om met de betrokkenen te komen tot een gedragen toekomstplan voor de her- of nevenbestemming van kerken.