Devotie langs velden en wegen
Kapellen zijn klein religieus erfgoed waarvan de verhalen plaatselijke geschiedenis zijn
Waar men gaat langs Vlaamse wegen... komt men kapellen tegen. Kleine, grote, aan een boom, langs velden, aan de straatkant of midden in een bos, gewijd aan Maria of aan een geliefde heilige. Vijftien jaar geleden publiceerde Hans Geybels, docent aan de faculteit theologie en religiewetenschappen aan de KU Leuven, en expert in volksdevotie, de eerste monografie over het fenomeen, Kapellen in Vlaanderen. Wat is er sindsdien veranderd?
„Ongetwijfeld het belangrijkste verschil is dat er nu minder kapellen verdwijnen”, zegt Geybels. „De twee dodelijkste ontwikkelingen waren verkavelingen en grootschalige wegenwerken. Dat is allemaal gestagneerd. Ook bij ruilverkaveling van landbouwgrond sneuvelden kapellen, en ook dat is verleden tijd. Kapellen blijven dus beter bewaard, al komen er geen meer bij. De voorbije jaren nam ook de belangstelling voor klein religieus erfgoed toe bij overheden, erfgoedverenigingen en heemkundige kringen.”
De plaatselijke editie van Kerk & Leven zone Zaventem leert ons het verhaal van de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Vrede aan de rand van het Floordambos in Melsbroek. Ze werd opgetrokken door de bevolking in 1946 uit dankbaarheid voor de terugkeer in mei 1945 van dwangarbeiders uit Duitsland en Tsjechië. Traditiegetrouw is er jaarlijks in de maand mei een herdenking aan de kapel, uiteraard ook wegens de Mariamaand. De oudste kapel in Essen, zo weten we dan weer dankzij een themafietsroute op Wikiloc, is de ‘Kapel van Charel Seppe’ aan de weg naar Nieuwmoer. Ze stond er met zekerheid al in 1786. Eigenlijk heette de man Charel van Hooydonk, maar iedereen noemde hem Seppe. In 1931 reed er een auto binnen en de kapel werd in 1944 andermaal verwoest door Canadees geschut. Heropgebouwd staat het wat vreemde gebouwtje er nog steeds. In Herentals is aan de Lichtaartsesteenweg, na ingrijpend snoeiwerk, dan weer de statige Onze-Lieve-Vrouw van ’t Zand opnieuw voluit zichtbaar. De neogotische kapel werd in 1927 opgetrokken door parochianen uit dankbaarheid [node:field_streamers:0] omdat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog gespaard waren gebleven van oorlogsleed. Drie oorlogsverhalen dus.
„Vroeger stond vooral het al dan niet monumentale karakter van de kapel centraal”, vertelt Geybels. „Vandaag gaat het veeleer over de verhalen. Wie bouwde de kapel? Wat was de aanleiding? Wie onderhoudt ze? Het is levend erfgoed geworden, vaak in privébezit. De kapellen vertellen ons vele mooie verhalen. Het existentiële karakter, met verhalen over lijden en veerkracht van families en gemeenschappen, komt nu meer naar voren.”
Al bleven er ook, zoals in Herentals, kapellen uit de late middeleeuwen bewaard, de meeste dateren uit een recent verleden. „De bloeiperiode was het rijke roomse leven tussen 1850 en 1950”, vervolgt Hans Geybels. „De invloed van de mariale dogma’s en de Mariaverschijningen, zoals Lourdes in 1858 en Ban-neux in 1933 was groot. Er speelden echter ook kerkelijke acties om bepaalde heiligen zoals Antonius van Padua te promoten, al is het merendeel gewijd aan Maria. Waardevolle beelden blijken vaak uit de kapel gestolen of overgebracht naar de parochiekerk. Je vindt er goedkope gipsproducten, soms meegebracht uit Lourdes. De aanleiding tot de bouw kan persoonlijk zijn, zoals een genezing of een zoon die terugkeerde van het front, of een kerkelijke campagne, zoals in Limburg, toen bisdom Luik, om de cultus van Banneux te promoten. Oudere kapellen vind je op akkers om de oogst te beschermen, in bossen omdat dat ongure plekken waren en aan bruggen om een veilige overtocht te garanderen. Nog enkele vaststellingen uit het onderzoek. Hoe meer naar het oosten, hoe meer kruisen. Dat merk je goed in de Voerstreek. Een theorie stelt dat kapellen vroeger weg- of veldkruisen waren, en in de Kempen zijn er meer dan in West-Vlaanderen, waar alle dorpskernen een eigen kerk hadden. In de Kempen werd in gehuchten een kleine kapel opgetrokken waar een kapelaan soms de eucharistie las. Voor andere sacramenten moest je naar de dorpskerk.”