Vrome onderneemsters
Erfgoed van stichters en eerste generaties religieuzen blijft voortleven in een waaier aan initiatieven
Tijdens het laatste weekend van september trekken zusters, vrienden en medewerkers van het Convent van Betlehem in Duffel naar het Nederlandse Oisterwijk, in het spoor van Maria van Hout, de eerste overste van het convent. Omstreeks 1532 verzamelde die Maria rond zich in Oisterwijk, bij ’s-Hertogenbosch, waar ze woonde, een kring van vrome vrouwen. Ze schreef opmerkelijke geestelijke teksten en brieven, die momenteel in het Engels worden vertaald. De pastoor van het begijnhof van Diest kocht een huis voor een aantal vrouwen van de Oisterwijkse Kring en schreef voor hen een regel.
In 1652 vestigden enkele leden van die kring, op de vlucht voor antikatholieke maatregelen in de Noordelijke Nederlanden, zich in Duffel, waar ze een spiritueel leven combineerden met onderwijs, ziekenzorg en pastoraal. Na 1830 kreeg de ‘kring’ dan de vorm van een religieuze congregatie, die na het Tweede Vaticaans Concilie haar oorspronkelijke gestalte herontdekte en de naam van Convent van Betlehem aannam. De groep wil Maria van Hout beter leren kennen in haar historische context en haar spiritualiteit bekijken met een oog op het heden.
„Het verhaal van het Convent van Bethlehem is een schema dat opgaat voor de stichting van zowat alle congregaties, vooral die uit het begin van de negentiende eeuw”, zegt Wim Vandewiele, titularis van de Leerstoel Priester Léon de Foere. „Vouwen gingen samenwonen om scholen en welzijnsinstellingen op te richten en meestal gaf een onderpastoor hen vervolgens een structuur. Religieus leven was toen een vorm van ontvoogding. De Foere, die ook hoofdredacteur en politicus was, verzamelde in Brugge diepreligieuze vrouwen om een antwoord te bieden op de armoede. Ze begonnen er met een kantklosschool. Je moet het echter ook dubbel bekijken: die vrouwen gaven zorg zowel als ze die kregen. Zo waren er vele groepen en ze vestigden zich tot in de kleinste gehuchten. Overal richtten ze basisscholen op en tal van andere instellingen. Nu zien we zusters en mannelijke religieuzen vergrijzen en uitsterven, maar vroeger was dat een grote geestdriftige beweging, die vaak zonder middelen veel verwezenlijkte. De zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar bijvoorbeeld tellen vandaag honderd scholen.”
De zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën in Ruiselede wachten alvast niet tot hun congregatie stilletjes uitdooft. In 2018 richtten ze de Leerstoel Priester Léon de Foere op. Die wil wetenschappelijk onderwijs over en aan de KU Leuven onderzoek naar de bewaring van de religieuze en spirituele erfenis van de zustercongregatie realiseren. Sinds deze zomer is de leerstoel gevestigd in Hof Bladelin in hartje Brugge, waar ooit de kantklosschool begon.
„De herinnering aan de pioniers wordt in de vzw’s die de werken van vrouwelijke en mannelijke congregaties overnamen toch nog te weinig belicht”, meent Vandewiele. „Terwijl toch negentig procent van het personeel niet-kerkelijk is, vragen jongere generaties naar de beginselen van de instellingen waar ze werken en naar de oorspronkelijke inspiratie. Dat hoeft dus niet bedreigend te zijn. Tegelijk willen vele congregaties in hun laatste fase ook hun charisma doorgeven en vaak focussen de overblijvende religieuzen daar nog altijd uitdrukkelijk op. We zien dat bijvoorbeeld in de vzw’s Emmaüs van het Convent van Betlehem, bij Curando van Onze- Lieve-Vrouw van Zeven Weeën Ruiselede of Zorg-Saam Zusters Kindsheid Jesu. We zien het ook bij grotere, internationale verbanden zoals de scholen en instellingen van de salesianen met de spiritualiteit van Don Bosco of bij de broeders van Liefde.”
Conclusie? „Leken zetten het werk voort”, zegt Wim Vandewiele. „Is dat altijd vanzelfsprekend? Neen, maar tweehonderd jaar geleden was het ook niet makkelijk. Religieuzen waren steeds meesters in het omgaan met onzekerheid. We kunnen natuurlijk hun leven niet zomaar kopiëren, maar ze kunnen ons wel nog steeds inspireren.”