Symbool van de verrezen Heer
In de paasnacht worden nieuwe paaskaarsen ontstoken
In een kerk staan doorgaans heel wat kaarsen, maar zonder twijfel is de paaskaars de allerbelangrijkste. Het gebruik ervan gaat al terug tot de oudheid. Als verwijzing naar de verrezen Christus, het licht voor de wereld, speelt ze een voorname rol in de liturgie. Niet alleen op zondag, maar ook bij uitvaarten en doopsels, bijvoorbeeld.
Almaar groter
De paaskaars onderscheidt zich alleen al door haar lengte en diameter van andere kaarsen. In de middeleeuwen was er een tendens om paaskaarsen almaar groter te maken, tot ze gigantische proporties bereikte. Legendarisch was die in de kathedraal van Durham in Engeland, met een basis bijna zo breed als het koor en een hoogte van 25 meter.
Paaskaarsen kunnen rijkelijk versierd zijn met Bijbelse en kerkhistorische beelden. Om nog even bij de monumentale kaars uit Durham te blijven: die bevatte onder meer afbeeldingen van vier vliegende draken met kristallen in hun voorhoofd en van de vier evangelisten.
Paasnacht
Elk jaar wordt een nieuwe paaskaars ontstoken tijdens het lucernarium, waarmee de paaswake aanvangt. Eerst moet de priester het paasvuur zegenen. Vervolgens moet hij een kruis in de kaars snijden. Bij het snijden van de verticale balk hoort het uitspreken van de woorden “Christus gisteren en heden” en bij de horizontale „Begin en Einde”.
Daarop tekent de priester de letters alfa en omega, respectievelijk boven en onder [node:field_streamers:0] de verticale kruisbalk, terwijl hij de naam van de letter uitspreekt. Het zijn de eerste en de laatste letter in het Grieks alfabet. Samen symboliseren ze dat Christus als God zowel de oorsprong als de voltooiing is van alles wat bestaat.
Dan brengt de priester in de vier hoeken van het kruis de cijfers van het jaartal aan: het eerste in de linkerbovenhoek met de woorden „Hem behoren tijd”, het tweede in de rechter- bovenhoek met „en eeuwigheid”, het derde in de linkerbenedenhoek met „heerlijkheid en heerschappij”, het vierde in de rechterbenedenhoek met „door alle eeuwen der eeuwen. Amen”.
Ten slotte kan de priester vijf wierookkorrels met nagels in kruisvorm op de kaars aanbrengen, verwijzend naar Christus’ wonden. Intussen bidt hij, nagel per nagel: „Door zijn heilige, glorievolle wonden, bescherme, en behoede ons, Christus de Heer. Amen.”
Vaak zijn het kruis, de alfa en omega en het jaartal al door de kaarsenmaker aangebracht.
Het ontsteken van de kaars aan het vuur gebeurt met de woorden: „Het licht van Christus’ glorievolle verrijzenis moge uit ons hart en onze geest de duisternis verdrijven.”
Dan wordt de paaskaars door de diaken of priester naar voor gedragen in een processie waarbij het licht wordt verspreid en driemaal wordt gezongen: „Licht van Christus. Heer wij danken U.”
Na de processie volgt een plechtige lofzang op de paaskaars, met bewieroking.