Wat 2 konijntjes me leerden over bidden
Kinderen krijg je met bijlagen. Eerst met ongekende attributen zoals de neuspeer. Later komen er huisdieren bij. Leerrijk is het allemaal. Maar ik had nooit gedacht dat die 2 konijntjes me iets zouden leren over biddend leven.
Het begon met de curieuze observatie dat konijnen een middagslaapje houden. Toen ze nog geen uitgebreid holenstelsel gegraven hadden, zagen we ze urenlang knikkebollen.
Ik herinner me dat ik m’n overleden mentor na het middageten niet mocht storen. Ik heb een uur belangrijk innerlijk werk te doen, zei hij dan. Als het mooi weer was, deed hij dat in z’n tuin, in de hangmat tussen de kersenboom en het schuurtje.
Toen vond ik dat maar excentriek. Gunnen deed ik hem z’n dutje wel, maar ik geloofde hem niet echt.
Zo geloofde ik ook de afbeelding niet die ik eens zag van een heilige in diepe meditatie verzonken. In dezelfde vloeibare houding waarmee m’n pubers zich over de sofa draperen.
Het waren de konijntjes die me overtuigden om ‘s middags na het middageten ook een kwartiertje te gaan liggen, te rusten en te bidden. Niets dan wat woorden van overgave tijdens het soezen.
Natuurlijk zegt elk boek dat je zo niet hoort te bidden of te mediteren. Je moet rechtop zitten en alert zijn en wat nog meer. Dat wil ik best aannemen en ik probeer het ook.
Maar tijdens dat halfwakker kwartiertje ‘s middags hoor ik vaker het suizen van de zachte bries van Gods adem.
Stiekem ben ik gaan geloven dat rusten dubbel bidden is. En zelfs dat God zo bidt en al rustend alles voltooit.