‘Welk volk ook, het is hier geboren’ (Psalm 87)
Eddy Denckens gaat al een jaar lang regelmatig als vrijwilliger van Jesuit Refugee Service (JRS) Belgium op bezoek in het gesloten centrum van Merksplas. Zo’n gesloten centrum is een inrichting waar buitenlanders zonder verblijfsrecht op het Belgische grondgebied met het oog op hun uitzetting bestuurlijk worden vastgehouden. Het zijn stricto sensu geen gevangenissen, in de zin dat wie er opgesloten wordt, doorgaans niet veroordeeld werd wegens het plegen van een misdrijf noch op verdenking daarvan.
Illegaal verblijf is immers geen strafrechtelijk delict, al willen sommigen dat wel ervan maken. .
Geen vrijheid
Maar in de praktijk functioneren de gesloten centra wel als gevangenissen, zij het onder het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). JRS Belgium heeft met de DVZ een afspraak dat vrijwilligers er de vreemdelingen een bezoek kunnen brengen. Eddy Denckens is sinds de jaren 1970 actief in het pastoraat en werkte sinds 2002 als parochieassistent, hoofdzakelijk voor mensen met dementie. Hij is ook vader van drie zonen en grootvader van vier kleinzonen en twee kleindochters.
Eddy Denckens confronteert enkele Bijbelteksten met zijn ervaringen in Merksplas.
Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk. De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelden: ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid (Dt 26,5-6). Er is niets nieuws onder de zon: zwervers, dolende mensen en vluchtelingen zijn van alle tijden. Zoals vroeger is het ook nu: zij worden genummerd, tot een dossier herleid, gemeden, met alle zonden overladen en in getto’s gedreven.
In gesloten centra zoals dat van Merksplas voelen zij zich gereduceerd van mens tot dossiernummer. Eddy Denckens
Geen perspectief
De meesten onder hen liggen of hangen als we op bezoek komen, vertelt Denckens, een houding die fysiek weergeeft wat psychisch fout loopt: zij hebben amper nog vat op het eigen leven, op de eigen toekomst; zij hangen grotendeels af van de goodwill van ‘het systeem’. Dat systeem ondermijnt het recht op een menswaardig bestaan van mensen die niet veroordeeld zijn – of indien veroordeeld, hun straf hebben uitgezeten. Een einddatum voor de detentie in het dossier is vaak niet meer dan een luchtspiegeling.
Dit alles drijft mensen tot wanhoop, het maakt hen ziek of opstandig. Eddy Denckens
Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen (Lc 12,21)? Hier in het rijke, vrije Westen leven wij in een voor velen vanzelfsprekende overvloed, stelt Denckens vast. Een overvloed aan prikkels, aan informatie, aan voedsel, aan energie; een ecologische voetafdruk die de biodiversiteit in al haar vormen bedreigt ter wille van onze voorraadschuren en onze heilige consumptie. Herkennen wij onze bedreigde menselijkheid nog in het gelaat van de ander?
Of zien we de arme, de zieke, de stervende, de gevangene en de vluchteling als een bedreiging voor ons luilekkerleven? Eddy Denckens
Hartverwarmende solidariteit
En wie één van deze geringe mensen een beker koel water te drinken geeft alleen omdat het een leerling van Mij is, Ik verzeker jullie: die zal zeker beloond worden (Mt 10,42). Denckens getuigt hoe mensen in de gesloten centra voor elkaar in de bres springen. Machteloze mannen helpen elkaar. Een Marokkaanse jongeman probeert een getraumatiseerde Oost-Europeaan uit een diep dal te trekken. Een Koerdische dertiger trekt zich het lot aan van een hardhorige, oudere Turkse man die pas in het centrum aankwam en geen raad weet.
Het is een voorrecht om elke week een bezoek te mogen brengen aan het paradijs. Eddy Denckens
Een Algerijnse vijftiger wordt als een vader voor een radeloze jonge Palestijn. Hij is het die ons, wegens onze bezoeken, op het einde van ons gesprek vanuit zijn gelovige overtuiging meegeeft: ‘Vous aussi, vous allez au paradis’ – de bestemming waaraan hij zichzelf optrekt, die hem motiveert om tegen beter weten in te blijven geloven in een toekomst voor zichzelf en voor de andere genummerde naamlozen. Door die solidariteit wordt een duister oord – want dat is een gesloten centrum – een beetje de hemel op aarde.