
Homilie van mgr Vanhoutte op de derde vastenzondag

‘God, waar bent U te vinden?’
Waar woont God bij mensen? Waar raakt de hemel de aarde? Waar zijn God en mensen innig met elkaar verbonden, aan elkaar gegeven, met elkaar getrouwd? Die vraag: ‘God, waar bent U te vinden?’ loopt als een rode draad doorheen de Bijbelse geschiedenis.
Het boek van de Uittocht houdt de gedachtenis levend aan Gods reddend nabijkomen. God heeft de ellende van zijn volk gezien. Hij heeft het opgezocht en weggeleid uit het slavenhuis van Egypte. Door de woestijn trekt Hij met zijn mensen mee. In wolk en vuur leidt Hij hen. De verbondsbepalingen zijn een geschenk van Hem aan het volk. De tien woorden wijzen de weg naar een leven in verbondenheid met God en met de medemensen. Wie er naar leeft, vertoeft in Gods nabijheid.
Eenmaal gesetteld in het beloofde land groeit bij het volk het verlangen naar een vaste woning voor de Heer. Zoals andere volkeren willen ze een tempel bouwen waarin God geacht wordt te verblijven. Het is een risicovolle onderneming. Profeten tekenen protest aan tegen de plannen. De tempel kan immers een vals gevoel van zekerheid geven. Godsdienst kan er een al te menselijke onderneming worden. Het zoeken naar gewin kan er makkelijk voorrang krijgen op het ontmoeten van God in gebed. Het hele tempelgebeuren kan ook de aandacht doen verslappen voor een leven in recht en vrede zoals de tien woorden het vragen. Als de tempel een huis van commercie wordt, woont God er dan nog? Voor Jezus is het antwoord duidelijk. Hij kan er zijn Vader niet meer vinden. Met sterke profetische gebaren laat Hij zien en horen dat Hij niet kan akkoord gaan als men zo afbreuk doet aan het huis van de Vader.
De discussie die daarop volgt, brengt Jezus tot een verrassend antwoord op de vraag waar God bij mensen woont. Hij spreekt over de tempel van zijn eigen lichaam. Eerder liet de evangelist Johannes horen dat Gods Woord in Jezus mens geworden is en zijn tent onder ons is komen opslaan (cf. Joh 1,14). Hoe vreemd het ook mag klinken: God is als Mens tussen de mensen komen wonen. Wie Jezus ziet, ziet de Vader (cf. Joh 14,9). In wondere woorden komt het Pasen van Jezus reeds ter sprake. De tempel van zijn lichaam zal worden neergehaald. Jezus zal worden gebroken en vernederd, gekruisigd en begraven. Wordt zo een einde gemaakt aan Gods wonen bij de mensen? Komt zo prompt een einde aan een korte, intense tijd van Gods nabijheid?
Dé weg om met de Vader verbonden te blijven
Jezus’ blik eindigt echter niet in de dood. Hij ziet verder. Hij kondigt aan hoe zijn lichaam zal herrijzen. In de kracht van zijn Geest zal Hij ons nabij blijven en mogen we met Hem thuiskomen bij God. Wie de Geest ontvangt, mag als broer of zus van Jezus kind aan huis zijn bij de Vader. De ontmoeting met God is niet langer aan een plaats gebonden. Om het even waar of wanneer kunnen we de Vader aanbidden in geest en waarheid (cf. Joh 4,24). En de tien woorden, hoor ik je vragen, zijn die dan voorbijgestreefd? Helemaal niet. Jezus heeft ze verdiept en samengevat in het dubbelgebod van de liefde tot God en tot de naaste. Hij vraagt de leerlingen vooral elkaar lief te hebben met de liefde die Hij hen heeft toegedragen (cf. Joh 15,12). Dit is dé weg bij uitstek om met Hem en zijn Vader verbonden te blijven.
Waar woont God vandaag bij ons?
Waar woont God vandaag bij ons? Hoe kunnen wij met Hem verbonden leven? We vinden God als we zoals Jezus opkomen voor gerechtigheid en sterker ijveren voor meer broederlijk delen met het Zuiden. We vinden God als we luisteren naar Jezus’ kritische stem, als Hij heftige vragen stelt bij godsdienstige praktijken waarin we meer onszelf dan God zoeken. We vinden God als we in groeiend geloof zoeken bij Jezus te zijn, de Levende, om zijn Woord te horen, zijn nabijheid te smaken en Hem van nabij te volgen in een dienstbaar en gegeven leven. ‘Waar er liefde is, daar is God nabij’.