De veertigdaagse ronde van Kerkland
In acht delen neemt mgr. Vanhoutte ons mee op de veertigdaagse ronde van Kerkland. Om de sterke tijd in de voorbereiding naar Pasen nader te verkennen, maakt de bisschop in zijn conferentie een vergelijking tussen de veertigdagentijd en een wielerwedstrijd.
Vanaf Aswoensdag zetten we op deze pagina wekelijks een deel van deze conferentie online. Kom dus geregeld kijken. Wil je nog 'ns nalezen wat de bisschop vertelde? De tekst vind je telkens onder de video alsook een printvriendelijke versie die je gemakkelijk kan afdrukken.
Wil je aan de startstreep liever meteen de hele conferentie bekijken? Dat kan! Ga hier naar de volledige video. Ze duurt ongeveer 50 minuten. We wensen je veel inspiratie toe!
De bisschop en de veertigdagentijd in andere media
Naar aanleiding van de veertigdagentijd, schreven de hulpbisschoppen Vanhoutte en Kockerols ook een brief. Die werd op Aswoensdag gepubliceerd in Kerk & leven. Daarnaast verscheen op Aswoensdag ook een interview met hulpbisschop Vanhoutte in Tertio. Een smaakmaker daarvan vind je op hun website. Op Aswoensdag kwamen de Mechelse vormelingen naar de kathedraal voor een ontmoeting met mgr. Vanhoutte. Bekijk enkele sfeerbeelden. |
Deel 8: Aankomst in de Paasnacht
In grote wielerrondes worden diverse klassementen bijgehouden. Wie er hoogst gerangschikt staat, mag een trui dragen met een specifieke kleur of symboliek. De tussenstanden zijn wisselend maar er wordt vooral uitgezien naar het eindklassement. Soms zorgt de laatste rit nog voor verrassingen. Soms zijn de podiumplaatsen vooraf al bijna gekend. Op het podium is doorgaans niet veel plaats. Op iets meer en minder verheven plaatsen mogen de eerste drie plaatsnemen. Er is een klein ritueel voorzien. Er worden bloemen aangebracht, de nationale hymnes worden gespeeld en de champagne wordt ontkurkt. Daarna volgen nog wat interviews.
De aankomst van de tocht die christenen naar Pasen gaan, ziet er anders uit. Onderweg is er geen competitie. In plaats van concurrentie groeit er sterke solidariteit, ingegeven door het verlangen om met zoveel mogelijk mensen de tocht goed door te komen. In de liturgie van de paasnacht staat geen podium opgesteld voor een select groepje van overwinnaars. Allen mogen er, verwijzend naar het witte doopkleed, een witte trui of sjaal dragen. Na een indringende tocht van verdieping en vernieuwing staan ze klaar om gedoopt te worden of hun doopbeloften te hernieuwen. Ze zijn bij zichzelf en bij anderen getuige van de verandering die ze onderweg hebben doorgemaakt. Doorheen het gevarieerde parcours zijn ze nieuwe mensen geworden. In hun denken, spreken en doen gelijken ze meer op de Heer Jezus. Er is vreugde en dankbaarheid. Vrij en van harte spreken ze het geloof van hun doopsel uit. Ze engageren zich om zich op hun verdere levensweg af te keren van het kwaad en toe te keren naar God die leven geeft en leven doet.
Als onze veertigdaagse voorbereiding uitmondt in de paasnacht is er een krachtig ritueel voorzien. Het paasvuur wordt gezegend en de paaskaars ontstoken. Het licht van Christus gaat voorop. Wij volgen en merken hoe Hij de duisternis in en buiten ons overwint. De lange tocht van het Godsvolk doorheen de heilsgeschiedenis wordt verteld. Een gloednieuw alleluja kondigt aan dat de Heer leeft en alle dagen met ons zal zijn. Doopwater wordt gezegend. Soms wordt iemand gedoopt. Altijd gedenken we ons doopsel. We zijn dankbaar Gods kinderen te mogen zijn, broers en zussen in het geloof. Aan Tafel herkennen we de levende Heer in ons midden bij het breken van het Brood. Daarna worden we gezonden.
Ook na Pasen blijven we in beweging. Bij wie het horen wil, durven we getuigen dat het echt de moeite waard blijft om ook in deze tijd te kiezen voor een evangelische levensstijl. We zoeken taal om zonder opdringerigheid mensen te laten delen in de vreugde van het evangelie. Een nieuwe tocht begint, als leerling-missionarissen op weg. We mogen erop vertrouwen dat het een tocht wordt waarbij de Geest voor wind in de zeilen zorgt. Zo heeft de Heer het ons beloofd.
Deel 7: Bevoorrading
Het volhouden tijdens een wielerronde vraagt heel wat energie. Renners dienen fysiek en psychisch goed in vorm te zijn. We spraken reeds over de nood aan rust en recuperatietijd. Renners hebben ook nood aan voedsel en drank om in goeie conditie te blijven. De verbruikte energie dient in goede doses en op gepaste momenten aangevuld te worden. Anders raakt men uitgeput en wordt het zwart voor de ogen. Renners hebben zelf een drinkbus en wat extra vitaminen en suikers bij. Maar ze rekenen ook op ondersteuning langs de weg. Zonder te stoppen en tijd te verliezen, kunnen ze hier en daar wat eten en drinken meepikken. Ze zijn dankbaar voor wie hen dit onderweg kunstig weten aan te reiken.
De tocht naar Pasen wordt vanuit goede voornemens soms met een stevige tred ingezet. Het nieuwe leven lonkt, een nieuwe levenswijze trekt aan. We willen ervoor gaan, er ons helemaal aan geven. We schuwen geen inspanning en aanvankelijk verloopt alles voorspoedig. Het duurt echter niet lang vooraleer we ondervinden hoeveel een koerswijziging in onze levensstijl van ons vraagt. De beschikbare energie is vroeger opgebruikt dan we dachten. Op weg naar Pasen rijst vlug de vraag of we het zullen volhouden. We kijken uit naar bevoorradingsposten die ons toelaten nieuwe energie op te doen. Wie reikt ons voedsel aan voor ons hart en levend water voor onze geest?
Eenvoudige ontmoetingen van hart tot hart (in levenden lijve, met oude of nieuwe media) kunnen ons verrijken en een nieuwe boost geven. Diepmenselijke ontmoetingen met ruimte voor geloofsgesprek smaken als een feest. Het getuigenis van anderen versterkt en verdiept ons geloof. Het is als dagelijks brood voor de ziel. Op (geloofs)verhaal mogen komen, brengt nieuwe dynamiek in het verlangen om Jezus van nabij te volgen. We voelen ons minder alleen. We trekken ons op aan het voorbeeld van anderen.
Tijdens de veertigdaagse tocht wachten twee tafels ons op. Er is vooreerst de tafel van Gods Woord. Het is niet zozeer een studeertafel om oude Bijbelteksten te doorploegen. Het is een tafel waar we mogen aanzitten om te luisteren. We worden er hier en nu aangesproken door niemand minder dan de Heer zelf. Hij wil een woordje meespreken in ons leven. Misschien geven we Hem vroeg of laat wel het laatste woord in de uitbouw van ons bestaan. Hij hoopt een open oor en hart te vinden. Hij ziet uit naar mensen die opengaan in geloof en zijn boodschap van harte aanvaarden. Wie dit Woord tot zich neemt, overweegt en als het ware blijft herkauwen, put er veel geestelijke kracht uit. De smaak van het Woord kan heel uiteenlopend zijn: troostvol, bevragend, bemoedigend, kritisch, uitdagend, beloftevol. Maar wie de tijd neemt om er in stilte mee om te gaan, zal er smaak in vinden en er kracht uit putten.
De tweede tafel, sterk gelinkt aan de eerste, is die van de Eucharistie. Op onze levensweg, op onze tocht maar Pasen, nodigt de Heer zelf ons uit om met Hem aan tafel te gaan. Hij reikt er zichzelf aan als gebroken Brood dat ons vervult van zijn levenskracht. Aan die tafel wordt onze diepste honger gestild. De Heer biedt er zich aan als antwoord op onze hunker naar Liefde, naar Iemand die ons steeds en zonder voorwaarden liefheeft. Wij zijn er als bedelaars met geopende handen. Hij geeft ons niet zomaar iets maar Hij schenkt zichzelf. Wie weet leren we op weg naar Pasen deze levengevende ontmoeting met Jezus nog sterker te waarderen.
Deel 6: Rustdag
De boog kan niet altijd gespannen staan. Renners hebben ook nood aan momenten van rust en ontspanning om nieuwe krachten op te doen. Er wordt niet dag en nacht gefietst. Een goede nachtrust is een zegen voor wie er de volgende dag weer helemaal wil staan. Tijdens meerdaagse wedstrijden of rondes van meerdere weken zijn één of meer rustdagen voorzien. Het wordt de renners gegund om echt op adem te komen. Ze krijgen de kans om de goede balans terug te vinden tussen in- en ontspanning.
Op weg naar Pasen is het voor ons ook niet louter een kwestie van inspanning en vooruitgaan. Er wordt ons ook rust gegund op veel manieren. Het is mogelijk om te kiezen voor een stille dag van bezinning en gebed. We kunnen de zondag echt beleven met veel tijd voor God en voor bezoek aan zieke of kwetsbare medemensen. We kunnen rust vinden in wat verdiepende lectuur of tijdens een wandeling in de natuur.
Het vieren van Gods barmhartigheid in het verzoeningssacrament is een wat miskend of in ieder geval minder gekend rustpunt voor christenen op weg naar Pasen. Dit sacrament is geen goedkope witwasmachine waar we haastig in- en uitstappen om er onze zonden achter te laten. Het is een wondere ontmoeting met God die diepe rust en innerlijke vrede schenkt. We komen eraan met berouw om onze zonden die we niet verbergen en met ons verlangen en onze inzet om nieuwe mensen te worden. Bij monde van de Kerk spreekt God ons zijn vergeving toe. Hij laat zijn barmhartige hand op ons rusten. We maken er mee dat God als een goede Herder ons opzoekt in onze verlorenheid. Eenmaal Hij ons gevonden heeft, draagt Hij ons een tijd op zijn schouders. Daar komen we tot rust, kunnen we op adem komen om met nieuwe kracht onze plek in de groep van Jezusleerlingen terug op te nemen. In geloof mogen we ondervinden wat het betekent als verloren zoon opgetild te worden in de omhelzing door de Vader. We komen eindelijk thuis, zoals Henri Nouwen het zo mooi uitdrukte. Wij, arme zondaars, weten ons zo erkend en geborgen in de armen van de Barmhartige. We mogen net als die oudste verloren zoon horen dat God ons zijn kind noemt en alles met ons deelt: ‘al het Mijne is ook van jou’.
Deel 5: In wisselende omgeving en weersomstandigheden
Wielrenners fietsen door heel diverse landschappen. Soms is het parcours vrij vlak. Andere keren wordt het heuvelachtig of zit er een bergbeklimming in. De wegbedekking is afwisselend: egaal afgewerkt of vol hobbelige kasseistenen. Wegen zijn breed en op andere plaatsen heel smal, brede lanen of kronkelende paden. Ook de weersomstandigheden kunnen vlug wisselen. Maartse buien en aprilse grillen herinneren aan de winter terwijl op andere momenten de lentezon zich krachtig laat voelen als voorbode van de zomer. Wat bij dit alles sterk opvalt is dat de renners doorzetten en niet vlug opgeven. Ze trappen gestaag door in gunstige en in gure weersomstandigheden, tijdens bergritten en vlakke etappes. Het is dikwijls erg afzien om zich voort te duwen naar de eindstreep.
Tijdens de veertigdagentocht zijn lang niet alle dagen gelijk. Het is geen eentonig gebeuren. We kennen hoogte- en dieptepunten. We gaan door berg en dal. Soms mogen we even vertoeven op de berg van de verheerlijking. We luisteren naar de Schrift, naar Mozes en de profeten. We voelen ons opgetild door de nabijheid van de levende Heer. Hij geeft ons precies vleugels, nieuwe moed en kracht. We horen er de echo van de Stem aan de oever van de Jordaan. We worden bewogen om in het voetspoor van Jezus te treden. Hij is immers Gods welbeminde Zoon. Zo’n schitterende momenten van intens geloof en Godsontmoeting zouden we graag vereeuwigen. Maar dat is ons nu nog niet gegeven. Er wachten ons ook dalen waar het leven grijzer is en alledaagser, waar Gods nabijheid niet lijkt door te breken, waar we er precies weer alleen voor staan. We ervaren dan dat we niet in een stormvrije zone leven. We kennen tegenslagen. We botsen op de grenzen van ons eigen kunnen. Anderen werken ons tegen. Ze steken stokken in de wielen en belemmeren ons in de navolging van de Heer. Het kruis staat ook op onze levensweg geplant. We gaan gebogen onder ons klein geloof, onder een omgeving die weinig interesse toont voor wat ons ten diepste drijft. We lijden onder het lijden in onze zo gekwetste wereld. Hier dreigen we het soms op te geven. We vinden de kracht niet om trouw Jezus achterna te gaan. Onze piekervaring lijkt niet meer dan een vage herinnering of misschien wel een luchtspiegeling. Wie keert dit uur van ontmoediging tot het uur van een nieuw begin? Niemand komt ons met een toverstokje uit dit lijden verlossen. Zo ging het ook bij Jezus niet. Toch kon Hij midden bloed en tranen overeind blijven in vertrouwen op zijn Vader. Het geheim daarvan schuilt in de liefde die zijn hart bewoont. Ook wij hopen te kunnen beminnen met de liefde die Hij ons toedraagt. De instroom van zijn goedheid zal ons sterken om in het lijden dat ons treft nooit op te geven en het spoor van de liefde te blijven volgen dat naar Hem leidt.
Deel 4: Valpartijen, blessures en doktersvoorschriften
Renners nemen risico’s. Tijdens afdalingen, moeilijke bochten en bij een nat wegdek leidt dit regelmatig tot pijnlijke valpartijen. Wie tronend op zijn fiets over de weg vliegt, kan in een fractie van een seconde zwaar ten val komen. Soms is een renner er zelf oorzaak van, maar dikwijls wordt hij meegesleurd in de val van anderen. Het overkomt ons ook als gelovigen op weg door het leven. We maken goede voornemens, we doen ons best en toch lijden of stichten we kwaad. Wellicht spreken we niet voor niets over de ‘zondeval’. Wie kiest voor het kwaad of erin meegesleurd wordt, is niet langer een staande mens. Hij lijdt een nederlaag. Hij is niet de mens zoals God hem heeft gedroomd. We vallen omdat onze verbondenheid met de ander, met de schepping en met God verstoord is geraakt door het overdadig soigneren van onszelf. Levenslijnen verzwakken en dreigen te breken als we ons afzonderen van God en van onze naaste om onszelf in het centrum van de belangstelling te werken. Pijnlijk.
Op weg naar Pasen rust niet langer een taboe op ons zondaar-zijn. Het is een tijd om in de waarheid te staan en eerlijk onze schuld en zwakheid onder ogen te zien. Na een ernstige valpartij lukt het niet om zomaar vlug weer op te staan en voort te doen alsof er niets aan de hand is. We hebben hulp nodig. We rekenen op een arts voor onze zielenpijn. Jezus is een ware geneesheer voor ons hart. In zijn Bergrede laat Hij ons enkele belangrijke doktersbriefjes na die ons vertellen wat ons te doen staat als we bedreigde levenslijnen willen (laten) herstellen.
Drie van die voorschriften klinken in het evangelie van Aswoensdag. Voor wie van God vervreemd is geraakt, schrijft Jezus een gebedskuur voor. Hij heeft het niet zo voor gebed in de etalage. Hij verwijst ons naar onze binnenkamer om in de stille rust van ons hart onze Schepper en Vader nabij te weten. Vernieuwd en verdiept geloof herstelt onze doopselband met Hem die ons het leven geeft. Bidden valt altijd nieuw te leren. Bidden kan eenvoudiger, persoonlijker, intenser worden. Het is thuiskomen bij God die ons helpt op te staan.
Jezus pleit verder voor een vastenkuur. Mensen worden makkelijk slaaf van de dingen die hen ten dienste staan. Ze verliezen hun vrijheid en raken gevangen in een ongeremd streven naar meer, verder en beter. Zonder remmen komt men vroeg of laat ten val. Vasten zet de rem op een ongecontroleerde zucht naar bezit, macht en aanzien. Vasten trekt grenzen en leert ons dat we vrijer worden door het temperen van onze begeertes. Vasten maakt ons los van zaken die ons beletten onszelf te zijn. Vasten ziet er ieder jaar wat anders uit. Onze verslavingen zijn dikwijls maar niet altijd dezelfde. Vasten haalt pas iets uit als het de strijd aanbindt met wat ons belet om een vrij en gegeven mens te zijn. Zo’n vasten doet ons opstaan en vol vertrouwen verder gaan.
Omdat wij, mensen, anderen soms kwetsen of vernederen, ziet Jezus geen andere uitweg dan een kuur van mededogen. Wie anderen tekortdeed, geneest door aalmoezen te geven in de sterke zin van het woord. Een kleine aalmoes geven om ons geweten te sussen, brengt geen heling. Slechts wie echt leert meeleven met anderen, weeft nieuwe draden van verbondenheid. Wie andermans wonden verzorgt, komt de val te boven. Hij wordt echt mens, niet alleen op zichzelf, maar op anderen bedacht.
Deel 3: Luisteren naar de ploegleider
Op weg naar Pasen is het van groot belang om te luisteren naar Gods Woord. We luisteren graag als Hij ons bevestigt en bemoedigt. Iedere tijd opnieuw klinkt zijn liefdesverklaring: Hij houdt van ons zoals we zijn. Door veertig dagen samen op weg te gaan, krijgen we tijd en kansen om sterker vertrouwd te worden met zijn Stem. De vertrouwdheid met zijn Woord is niet zo groot in onze dagen. Soms dreigt zijn spreken verloren te gaan in ons al te luid gepraat. De smeulende as van verflauwd geloof kan op weg naar Pasen aangewakkerd worden. Kunnen, durven, willen we geloven dat de Liefde bestaat, dat we door die Liefde gedragen worden, dat we liefdebekwaam zijn en erin kunnen groeien? Het is niet evident. Onze oren lijken wat verstopt voor dit goede nieuws. Maar het leven van wie er zich voor opent, komt in een ander licht te staan. Zin, oorsprong en bestemming van ons bestaan lichten op. Twijfels worden er niet mee weggetoverd. Voldoende luistertijd kan ons echter vertrouwder maken met Gods stem die ook in deze tijd ons hart wil raken.
Gods Woord klinkt niet altijd even troostvol. Hij laat niet alleen horen dat Hij ons graag ziet zoals we zijn. Hij laat ook verstaan dat Hij ons graag anders ziet worden. Op Aswoensdag klinkt het zo: ‘bekeer u en open uw hart voor het evangelie’. Dergelijke oproep vinden we wellicht vervelend. Het klinkt als een opgestoken vinger die laat horen dat we niet goed bezig zijn. Wie langer luistert, hoort er toch iets moois in. God roept op tot bekering omdat Hij vertrouwt dat we anders en beter kunnen worden en meer kunnen gaan leven als zijn kinderen. Die ommekeer wil Hij niet bewerken met dreigementen, terechtwijzingen of veroordelingen. Jezus toont ons hoe God bekering bewerkt door het aanbod van zijn goedheid. Hij beoogt geen revolutie door geweld maar door tederheid. Denk maar eens aan Zacheüs. Jezus gooide zijn leven ondersteboven door zijn onbetaalbare vriendschap.
Deel 2: Een ploegsport
In de veertigdagentijd gaat het niet om het leveren van persoonlijke topprestaties. Gelovigen zijn geen concurrenten. Er zijn ook geen individuele tijdritten. De tocht is een ploeggebeuren, in kerkverband. Hoe vreemd het ook mag klinken bij specialisten van de wielersport: we willen graag samen aankomen binnen de gestelde tijdslimiet.
Dit vraagt bijzondere aandacht en zorg voor alle ploegmakkers. Het komt er op aan te leren rijden in dienst van elkaar en niet enkel van de favorieten, bij wie we onszelf graag rekenen. Belangrijk is elkaar goed te soigneren en een goed voetwassingsprogramma op te stellen. We kunnen zoveel voor elkaar betekenen wanneer we onze talenten in dienst stellen van de ploeg. Soms zien we hoe sterke renners afzakken in het peloton om wie dreigt op te geven weer mee te trekken. Als christenen sterk zijn, aarzelen ze niet om er te zijn voor de zwakken. Ze weten immers dat de rollen vlug omgekeerd kunnen zijn. Elkaar dragen en verdragen hoort erbij. In de wereldkerk en in de grote mensenfamilie hebben we overal ploegmakkers. Tijdens onze veertigdaagse tocht oefenen we ons in solidariteit met kwetsbare mensen in zoveel landen van de wereld. Broederlijk Delen helpt ons om onze blik te verruimen en extra kansen te geven aan wie in mensonwaardige omstandigheden moeten leven.
In een hecht kerkverband zal ook ruimte zijn voor wie soms wetens en willens de tocht bezwaarde. Wie koos voor eigen gemak en de last bij anderen liet terechtkomen, wordt niet uit de koers gezet. Op weg naar Pasen wordt Jezus’ nieuwe-kansen-beleid in praktijk gebracht. Er kan vergeving groeien. Concurrenten kunnen broeders of zusters worden. Als niemand definitief wordt veroordeeld of afgeschreven maar weer een plaats krijgt in het geheel, komt de hele ploeg er sterker uit.
Het is een zegen voor de ploeg als koptrekkers elkaar afwisselen en de koers zo in een grotere versnelling brengen. Profetische stemmen en tekenen kunnen de kerkgemeenschap stimuleren in haar noodzakelijke vernieuwing. Het is een zegen voor de ploeg als ploegmaten elkaar afwisselend een tijd uit de wind houden om op adem te komen. Wie gezegend met kracht iets meer kan, laat anderen aansluiting vinden bij de ploeg.
Deel 1: aan de startstreep op Aswoensdag
Het startschot van de veertigdagentijd wordt op Aswoensdag gegeven. Het begin valt sterk op daar het niet plaatsvindt op een zondag maar op een dag in de week. Het is een gewone werkdag, ook al hebben velen in die periode vakantie. De uitbundigheid van carnaval valt stil voor wat meer ernst.
In de liturgische viering van Aswoensdag spreekt de grijze as een eerder ontnuchterende taal. Gelovigen worden er op hun plaats gezet. Ze krijgen te horen ‘ken jezelf’, ‘gedenk, o mens dat je stof bent en tot stof zal wederkeren’. Er is geen plaats voor overmoed. Ieder dient eerlijk onder ogen te zien waartoe hij maar in staat is. Niemand hoort echt graag dat hij broos is, vergankelijk. Sterfelijkheid is ons aller lot. Bedoeling is niet ons te ontmoedigen maar wel om ons te helpen om eerlijk aan de startstreep te staan en onszelf niet te overschatten.
Bij de start wordt onze inschrijving gecheckt. Die is reeds lang in orde. Vanaf ons doopsel beschikken we over een wettig verblijf in Kerkland. De geloofsgemeenschap heeft ons opgenomen. We krijgen vlot toegang tot het parcours. Het kruisteken waarmee we onze tocht beginnen, herinnert er ons aan dat we gedoopt zijn in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. De woorden van de Vader blijven nazinderen in ons hart: ‘je bent mijn veelgeliefd kind’. Het is goed onze doop te gedenken niet zozeer als iets van lang geleden, maar als een bad van goddelijke goedheid waaruit we steeds weer nieuw geboren worden. Onze conditie is broos. Toch mogen wij, stof van de aarde genomen, leven uit de liefde die God ons blijft toezeggen.
Het parcours dat ons naar Pasen leidt, is ons niet vreemd. We hebben het reeds eerder verkend. Het is ieder jaar eigenlijk hetzelfde. Alleen wij zijn elk jaar anders. De tocht is zoals iedere tocht: ergens vertrekken om ergens aan te komen. Die vanzelfsprekendheid wordt echter wel sterk Bijbels ingekleurd. Het land dat we achter ons laten is getekend door onvrijheid. Het is faraoland waar we slaven waren en onszelf niet konden zijn. We dromen van de aankomst, het beloofde land waar we de melk en honing van recht en vrede mogen proeven. Toch rijden we niet zomaar in één vlotte beweging het ene land uit en het andere binnen. Tussen de uittocht uit faraoland en de intocht in het beloofde land, ligt de tocht door de woestijn. Het is een tijd van moedig doorrijden maar ook van vermoeidheid. Het is hopen op het nieuwe en terug verlangen naar het oude. Het is een tijd van uitgezuiverd godsverlangen en van buigen voor afgoden die vlugger lonen. Het is een tijd van ontbering maar ook van manna, voedsel dat ons in beweging houdt. De doortocht is niet op een drafje af te werken. Zoals het volk eertijds veertig jaren door de woestijn trok, zo krijgen wij veertig dagen om naar het land van belofte te gaan.
Niet iedere starter haalt de eindstreep. Onze aankomst op Pasen is niet verzekerd. De tocht verloopt niet op ‘automatische piloot’. De rit vraagt volgehouden trouwe inzet dag na dag. Zo’n vernieuwingsbeweging vergt onze beste krachten. Soms loert de bekoring om de hoek. Dan willen we de zaak forceren en onze toevlucht nemen tot een of andere vorm van doping die ons extra vleugels geeft. Die middelen zijn verboden. Eigenlijk bestaan ze ook niet. Er is niets voorhanden dat ons in een mum van tijd kan oppeppen tot krachtpatsers in de vernieuwing van ons leven als christen. We kunnen alleen doen wat we kunnen en vooral leren vertrouwen op God die met ons de tocht meemaakt. Zoals Hij eertijds in wolk en vuur zijn volk door de woestijn leidde, zo zal Hij ook ons op onze tocht vergezellen.