Advent in volle zomer opent ogen voor Gods paradijs
Het christendom vond zijn eerste inbedding op het noordelijk halfrond. Kerstmis valt er niet toevallig samen met de winterzonnewende: het Licht komt de wereld verlichten, bescheiden nog in de Kerstnacht, en tegen Pasen breekt het door. De advent komt dan vanzelf erg in het teken te staan van de voorbereiding op het nieuwe begin van Kerstmis. Dat doet ons gemakkelijk die andere (en misschien nog belangrijkere) dimensie van de advent vergeten: wij wenden onze blik naar de voltooiing en de eindtijd.
Om die moeilijkere dimensie van de eindtijd te smaken kan nu net het zuidelijk halfrond ons helpen. En dan niet met de gekke rode mutsen met een wit sneeuwrandje waaronder Australiërs met Kerstmis zich te pletter zweten in zwembroek op het strand... Verkennen we heel even hoe de seizoenen wel inwerken op de spiritualiteit, echt vanuit het zuidelijk halfrond.
Stel je even voor. Het is 25 december 2016 in Noord-Australië. Het is al een warme advent geweest, en ook vandaag is het bloedheet. Zelfs de kangoeroes verroeren zich nauwelijks in het struikgewas. Ook ’s nachts koelt het nauwelijks af, voor zover we dat merken: de dagen duren nu zo lang dat we met de klaarte gaan slapen en met de klaarte weer opstaan.
Het lijkt wel of het altijd Licht zal blijven: dat is Kerstmis.
Maar eens na Nieuwjaar weten we dat dit niet blijft duren… Eind januari zal alweer dat onbestemde gevoel ons bekruipen van weemoed, omdat het ’s avonds bij een wandeling door het veld al iets vroeger donker wordt. En ik zal mijn vrouw weer plagen, die er niet tegen kan dat ik dat dan al verzucht: 'Den oogst geschoren, de winter geboren…'
Op Aswoensdag worden wij aan onze sterfelijkheid herinnerd en aan de weg van het christen worden die het kruis niet ontwijkt. De natuur doet mee: met vergelende tinten en de eerste bladeren die al neerdwarrelen. De vasten is een tijd van geleidelijke verduistering, en eerste kilte.
Pasen valt bovendien relatief laat in 2017: pas op 16 april. Twee weken later begint dit jaar al het winteruur! 'Licht van Christus', zongen we, maar hij verlaat deze wereld en keert terug naar de Vader. De vreugde om zijn verrijzenis en hemelvaart vermengt zich met ons ontheemd zijn tot zijn wederkomst. Zelfs al zijn er de sacramenten voor nu en leven wij in het verrezen leven, de duisternis van deze tijd kan lang duren en op ons wegen.
Begin juni zullen we met Pinksteren in duisternis en kou moed vatten, vierend dat God ons in deze kille wereld zijn heilige Geest zendt.
Kort daarna zullen de dagen opnieuw beginnen lengen, in juli weliswaar nog nauwelijks merkbaar. Maria zal naar jaarlijkse gewoonte vlugger dan wij de kou de rug toekeren en opgenomen worden uit deze aardse werkelijkheid in de warme hemel. Zij gaat ons voor naar Allerheiligen: dan vieren we de hemel, de voltooiing, en de 'eeuwige zomer' waarover het gebed op het kerkhof het telkens heeft.
In de advent kijken we vooruit naar die eindtijdelijke zomer, die altijd zal blijven duren. En Kerstmis is het begin daarvan. Ook al volgt na de zomer eerst weer een lange winter, dat zal in 2018 niet anders zijn.
Dag des oordeels als grote zomer
De advent is een heel belangrijke dimensie van ons christen zijn, waarbij we uitkijken naar de tweede en definitieve komst van de Heer, naar Gods op-ons-toe-komst: Eens komt de grote zomer waarin zich ’t hart verblijdt. God zal op aarde komen met groene eeuwigheid. De hemel en de aarde wordt stralende en puur. God zal zich openbaren in heel zijn kreatuur. (Zingt Jubliate 918, een lied voor uitvaart en eindtijd, dat wij meestal zingen na Allerheiligen, beluister ook eens de andere zeven strofen.)
De dag van de Heer werd al verkondigd door alle profeten. Jezus zelf heeft meermaals gesproken over zijn wederkomst in heerlijkheid, om een einde te maken aan deze wereld en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te maken. De laatste woorden van de Schrift luiden: Hij die dit alles waarborgt, zegt: ‘Ja, Ik kom spoedig.’ - Amen. Kom, Heer Jezus! - De genade van de Heer Jezus zij met allen. (Apokalyps 22, 20-21)
Deze dag zal een dag des oordeels zijn, ja: een dag van voltooiing en barmhartige beoordeling. Zou deze dag er niet komen, dan zijn wij onderweg naar nergens en zonder hoop… De advent herinnert er ons krachtig aan dat dat niet zo is.
Wij oefenen ons in wat altijd tot ons geloof behoort: het waken en wachten op de komst van de Heer, het uitkijken naar de grote zomer.
Bevrijd ons, Heer
In het mooie boekje Het kind van Noach vertelt Eric Emmanuel Schmitt over een priester die joodse kinderen opvangt tijdens de Tweede Wereldoorlog. De kinderen moeten zich naar de bezetter toe voordoen als katholieken, en maken zo kennis met de katholieke riten. Het is voor hen een wonderlijk iets hoe aanwezig de God van de christenen is: in Jezus, in de eucharistische aanwezigheid, in die katholieke sacramenten. Maar voor de priester groeit een kwellende vraag als hij rondom zich kijkt:
Is de Liefde die God is, nog wel aanwezig in de wereld? Of heeft deze wereld in oorlog zich van Christus afgewend?
Het is niet moeilijk om deze sfeer naar onze tijd te vertalen. Veel vluchtelingen vinden opvang bij christenen. Maar tegelijk verhardt onze wereld en weigeren veel mensen, en helaas ook veel naamchristenen, de Liefde aan de vluchtelingen. En ook in ruimer perspectief lijkt onze wereld zich meer in een periode van winter dan van zomer te bevinden.
Wellicht is er altijd weer winter in de zomer van ons door Christus verlost zijn.
Daarom vatten wij de advent aan met een ander prachtig lied: Bevrijd ons, Heer, bevrijd uw volk; het komt in deemoed naar u toe. (ZJ 124, naar het Rorate caeli) We erkennen: Uw heiligdom hebben wij verlaten, we zijn uw naam vergeten. (…) En wij vallen neer, als zieke ‘zomer’blaren! Maar God antwoordt: Schep weer moed, mijn volk, ik wil u vertroosten: weldra zal uw Redder komen. (…) Ik kom naar U toe, ik zal u redden. In deze beweging staat de advent:
Wij komen in deemoed naar God toe, maar sterker is zijn toe-komst, ad-vent, naar ons.
Jesaja, profeet van Gods op-ons-toekomst
Jesaja is de profeet die ons door de advent zal gidsen naar de voltooiing, en de aanvang daarvan in Kerstmis. Zijn profetie vangt aan met wat ons deemoedig moet maken: Hoor, hemelen! Luister, aarde, want de HEER neemt het woord. ‘Ik heb zonen grootgebracht en opgevoed, maar zij zijn tegen Mij in opstand gekomen. Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets; mijn volk heeft geen begrip.(Jesaja 1, 2-3)
Het zijn deze os en ezel die Sint-Franciscus in de kerststal plaatste. Maar zo ver zijn we nog lang niet.
Op de eerste zondag van de advent geeft God ons opnieuw hoop.
Op het einde der dagen zal het gebeuren, dat de berg van het huis van de HEER gevestigd zal zijn als de hoogste der bergen, verheven boven de heuvels, en alle volken stromen naar hem toe; (…) Hij zal recht doen onder de volken, en machtige naties straffen. Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen en hun speerpunten tot sikkels. Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander en oorlog leren ze niet meer. (Jesaja 2,1-5) Laten wij hoopvol daarnaar op weg gaan, steeds weer, en vooral in deze tijd.
Niet toevallig klinkt als keervers van de antwoordpsalm in de eucharistie van de eerste adventszondag dit keervers:
Vol blijdschap trekken wij op naar Gods huis.
Onderstaande infografiek geeft de inhoud van deze adventscatechese artistiek weer. Om even bij te mediteren.