‘Alle moeders wenen dezelfde tranen’: een boek dat je omhelst
De islamitisch geïnspireerde aanslagen die Europa sinds 2004 teisteren hebben naast een spoor van bloed, vernietiging en bodemloze afschuw ook iets anders voortgebracht, schrijft David Van Reybroeck in het voorwoord van Alle moeders wenen dezelfde tranen. En dat is: een indringend corpus van boeken, geschreven door directe nabestaanden, die vasthielden aan hoop en liefde.
Hij noemt enkele voorbeelden, waarvan de bekendste bij ons zijn:
- Waar blijf ik met dat licht van mij? van Kristin Verellen, die haar man verloor bij de aanslagen. Met zwart-witfoto’s van haar partner en eigen gedichten biedt ze stilte en schoonheid als alternatief. Ze begon ook de beweging We have the choice.
- Jihad van liefde van Mohamed El Bachiri, de Molenbeekse metrobestuurder van wie de vrouw werd gedood in Maalbeek en die een boegbeeld werd van de harmonieuze multiculturele samenleving.
En nu is er Alle moeders wenen dezelfde tranen van Sophie Pirson en Fatima Ezzarhouni. De eerste is een Brusselse van wie de dochter gewond werd bij de aanslagen, de tweede een Antwerpse moeder van een Syriëstrijder. Hun vriendschap overstijgt leeftijd, taal, job en kleur.
Hun verlieservaring – tegelijk zo uiteenlopend en gelijk – bracht hen bijeen.
Het boek is een neerslag van hun bijeenkomsten en gesprekken, geregen aan de draad van het leven, door wel en wee. Sophie deed het schrijfwerk, het ophalen van herinneringen deden de vrouwen samen.
Uit ‘Alle moeders wenen dezelfde tranen’
Voorwoord David Van Reybroeck • Zie hen zitten. Geurige koffie. Hemelse pralines. Geroezemoes. De moeder van een slachtoffer en de moeder van een Syriëganger.
Ze kenden elkaar niet en de gebeurtenissen hadden hen eigenlijk uit elkaar moeten drijven – er was ongetwijfeld genoeg verdriet, schaamte, verbittering of woede voorradig om er zich voorgoed in op te sluiten. Maar wat zich hier en nu aan hun tafeltje ontvouwt, is het wonder van het mededogen en de medemenselijkheid.
Deze twee vrouwen hebben geweigerd om elkaars vijand te worden.
Ze hebben elkaar tijdens een bemiddeling programma leren kennen en hebben besloten: de geschiedenis zal ons dwingen tot haat, wij zullen juist tonen dat je de geschiedenis soms kan dwingen tot begrip. ‘De tranen van Sophie zijn ook de mijne’, zei Fatima in De Morgen.
Sophie • Bruno [journalist] stelt me vragen over de recente video op VTM waarin je zoon te zien was. Ik denk dat hij de beelden bedoelt die ik een tijd geleden bekeek, trillend van emotie. Je zoon sprak er agressief en vol wraakgevoelens over België. Ik antwoord dat die beelden mij deden huiveren, maar dat ze niets afdoen aan de genegenheid die ik voor jou voel, Fatima.
Maar hij heeft het over een ander interview. Jij toont het me op je smartphone. Het is een reportage over het ziekenhuis in de gevangenis van Hasakah, waar IS-strijders worden vastgehouden. Jonge mannen zitten of liggen samengepakt op de grond. Ze dragen een rood uniform, vuil en versleten. Een van de gevangenen spreekt de journalist aan. Hij zegt hem dat hij Belg is en dat hij naar zijn land wil terugkeren en daar naar de gevangenis wil gaan en dat hij spijt heeft van zijn woorden en zijn daden. Hij zegt ook dat hij graag een dag zou doorbrengen met zijn vrouw en kinderen.
Hij zegt dat hij van zijn moeder houdt.
Die jongen is jouw zoon. Hij is mager en is er slecht aan toe. Ik herken in niets meer de stoere gast die razend en geëxalteerd zijn haat uitschreeuwde tegen België en de Belgen.
Het brengt me van mijn stuk. In de ontreddering slaag ik er niet in rede van gevoel te scheiden. Raakt het me zo diep omdat het jouw zoon is, Fatima? Is het omdat ik hem in zo’n erbarmelijke toestand zie? Zijn het de woorden van spijt die me doen kapseizen? Zoveel vragen die rondspoken in mijn hoofd. Zou hij niet best terugkeren? Zou hij niet beter hier in de gevangenis zitten, zodat jij hem kunt bezoeken?
Sophie • Terwijl ik ons verhaal neerschrijf, is jouw oudste kleinzoon drie jaar, de tweede binnenkort een jaar. Jij woont ver weg van hun wieg. Zij ademen en trippelen rond in Syrië, in landschappen die jij niet kent.
Aan de telefoon zeg je me dat je huivert wanneer je aan hen denkt: ‘Wat voor een leven kunnen ze hebben, midden in de oorlog, Sophie? Hun leed kruipt onder mijn huid wanneer ik de televisiebeelden zie. Mijn blik zoekt hen tussen de groepen opeengepakte kinderen in de kampen. Het is sterker dan mezelf. Bij elk kind dat ik zie, denk ik: hij is het misschien. Of nee, hij is het, dat kind daar ...’
Sophie Pirson en Fatima Ezzarhouni, Alle moeders wenen dezelfde tranen, EPO, 2021.