Voor alles een beeld
Als er iets is waarin wij als gelovigen niet te kloppen zijn, dan is het onze grote collectie beelden en symbolen. In een tijd waarin we ongeziene dingen meemaken, kunnen die beelden helpen om ons aan vast te houden. Ze maken de onheilspellende dreiging van het virus tot iets wat we kennen, al is het dan slechts uit onze heilige boeken of de afbeeldingen in onze kerken.
We gingen in lockdown en dachten aan Jezus in de woestijn.
De quarantaine viel samen met onze veertigdagentijd.
De voetwassing uit het verhaal van Witte Donderdag deed ons beseffen wat mensen in de zorg elke dag doen. En we hoopten met Pasen op een vorm van opstanding en nieuw leven. Zelfs de woorden ‘noli me tangere’, ‘raak me niet aan’, kregen in deze tijd een heel nieuwe invulling.
Maar nu is Pasen voorbij en ons abnormale leven duurt maar voort.
Het begint iets van een advent-zonder-einde te krijgen. Als we elke week een kaarsje meer aansteken, wordt onze krans stilaan wat krap. Hemelvaart en Pinksteren, waar de vrienden van Jezus bij elkaar steun zoeken om na zijn dood en opstanding verder te kunnen, leveren niet meteen de beelden waar wij nu iets mee kunnen.
Af en toe bekruipt me de verleiding om een pestheilige te aanroepen of een klaagpsalm te bidden, maar het helpt me niet echt vooruit.
Meer troost vind ik in het visioen van Ezechiël 37,1-14.
Daarin ziet Ezechiël tot zijn afgrijzen een heel dal vol beenderen en God vraagt hem: ‘Denk je dat die botten weer kunnen veranderen in levende mensen?’ God schiet in actie. De profeet moet de beenderen toespreken. Ezechiël vertelt: ‘Zodra ik sprak, hoorde ik een zacht geluid. Ik zag dat de botten naar elkaar toe bewogen en dat ze aan elkaar vast gingen zitten. Ik zag dat er spieren aan de botten kwamen, en vlees. En daaromheen groeide huid. Maar de lichamen leefden nog niet.’
Pas als God de wind beveelt om adem in de lichamen te blazen, worden ze levend en gaan ze rechtop staan.
Een enorme massa mensen.
Ook als we ons dor en dood voelen, als de toekomst uitzichtloos lijkt, als de gevaren groot en onoverzienbaar lijken, geeft God ons leven.
Van verlamde en doodsbange mensen kunnen we weer mensen worden die rechtop staan. God zal ons thuisbrengen. En wij maken van de wereld mee een thuis voor iedereen. Als dat geen prachtig beeld is.