Een asielkatje, schaduwen, Carl Gustav Jung en een schuw hert
We hebben sinds enkele weken een vierde puber in huis. Een asielkatje van vier maanden. Ze is geheel zwart, met alleen wat grijze haartjes op de borst.
Misschien heeft dat zweempje grijs me op het verkeerde been gezet. Ik dacht: er schuilt een grijze, wijze dame in dit diertje, het zal wel meevallen om haar in ons gezin te integreren. We gaven haar een waardige naam.
Wat blijkt. Een keer of vier per dag roert zich in haar een furieuze panter. Wat een vreeswekkende kracht en klauwen liggen opgekropt onder het zwarte velours! Ze rent en springt en krabt en knauwt op meubels, kamerplanten en huisgenoten gelijk. Ze kijkt ons vanuit haar aanvalspositie aan met zo’n withete concentratie dat we weten: wij zijn grote prooidieren. Zo gruwelijk simpel ligt dat.
Ik noem haar nu Schaduw.
Volgens de Zwitsers psychiater Carl Gustav Jung dragen we allemaal een schaduw in ons mee. Dat zijn alle neigingen, intenties, beperkingen en verlangens die we van onszelf niet kunnen verdragen. We leren als kind al om ze te verdringen en te overstemmen met ons berekenende bewustzijn. We construeren een persona dat we voor de buitenwereld toonbaar achten.
Ik werd deze week bezocht door m’n schaduw. Iemand riep in mij een golf van ervaringen op die ik liever niet wilde zien als deel van mij. Mijn schaduw leek in de verste verte niet op een panter. Als ik het moet vergelijken met een dier zou ik zeggen: het was een hert.
De lichtzijde van het hert is zijn gevoeligheid en nieuwsgierigheid. Een psalmvers dat me na aan het hart ligt, zegt het mooi en juist.
Zoals het hert de beekjes zoekt, zo zoekt mijn geest naar U, mijn God. Psalm 42-43,1
Ik geloof dat het hert in mij de gevoeligheid heeft om als de geur van water iets van de Heer op te merken.
Maar als schaduw staat het hert voor vreesachtigheid, schuwheid, vluchtend bij elk vermoeden van onraad en zich terugtrekkend in het diepe bos, zijn wonden likkend en klagend over de alomtegenwoordige ruwheid. Meer tegengesteld aan de zwarte panter kan je geen schaduw vinden.
Volgens Jung moeten we om volwassen en creatieve mensen te worden onze schaduw opnemen, belichamen, bewust maken, er een alliantie mee aangaan.
Vooral in de tweede levenshelft is dat een levensopdracht.
Schaduw is een confronterende huisgenoot voor mij. Natuurlijk ben ik jaloers op haar woeste, directe en onverbiddelijke manifestatie van zichzelf. Daarom is mijn schaduw mijn schaduw, omdat ik wilde dat ik anders was.
Ik ben benieuwd hoe het onze schaduwen zal vergaan. Zullen de panter en het hert een bovennatuurlijke harmonie vinden? Zoals in het visioen van Jesaja de wolf en het lam, de panter en het bokje, de leeuw en het kalf, de berin en de koe vreedzaam bij elkaar liggen (Jesaja 11,6-9).
Wie weet wat er kan ontstaan als het gevoelige en het woeste een alliantie aangaan.
Vond je dit interessant? Deel dit artikel via Facebook of via e-mail.