Als autisme een levenslange straf is
Het is gemakkelijker een atoom te splitsen dan een vooroordeel weg te nemen, zei Albert Einstein ooit. Onlangs besefte ik weer eens hoe relevant dit citaat tot op vandaag is. Ik doe mijn uiterste best om geen vooroordelen te koesteren tegenover mensen of bevolkingsgroepen. Maar af en toe word ik toch met mijn neus op de feiten gedrukt. Vooroordelen en veralgemeningen liggen steeds op de loer. En onvermijdelijk leiden ze tot frustraties en een gevoel van onbegrip bij de veroordeelde.
Weet je wat autisme is?
Mijn eerste stageles in het volwassenenonderwijs zit erop. Mijn mentor is tevreden. Opgelucht verlaat ik de klas. Als fervent treinreizigster begin ik aan mijn staptocht naar het station, vergezeld door één van mijn cursisten die dezelfde richting uit moet.
Lukas is een paar jaar jonger dan ik. Zijn blonde haren wapperen in de wind. Boven zijn felblauwe jas draagt hij een zwarte sporttas. Zonet gekregen van een oudere medecursist. Dat is lief, zeg ik enthousiast. Waarom gaf hij je deze tas cadeau? Zomaar, is het antwoord. Geven om niets. Ik bedenk dat er niet altijd een reden moet zijn om iemand met een geschenk blij te maken.
Lukas is zwijgzaam, dus hou ik zelf het gesprek gaande.
Wat voor werk doe je?, vraag ik geïnteresseerd. Dat wil Lucas niet zeggen.
Ik kijk hem onderzoekend aan en zwijg enkele minuten. Ik wil nog weten of hij graag Duits studeert en waarom hij zich heeft ingeschreven voor de lessen.
Weet je wat autisme is?, vraagt hij op een verontschuldigende manier terug. Natuurlijk weet ik dat. Mensen die moeilijkheden hebben om sociale relaties aan te knopen, zeg ik overtuigd. Aan de gekwetste blik van mijn gesprekspartner lees ik af dat ik het verkeerde antwoord geef. Weet je dat autisme zich op verschillende manieren uit?, probeert hij nog. Nee, dat weet ik niet echt. Ik besef dat ik daarnet te snel veralgemeend heb.
Of ik tijdens de les gemerkt had dat hij autistisch was, vraagt hij? Ik twijfel even. Moet ik hier eerlijk op antwoorden? Ik waardeer zijn oprechtheid en besluit om de waarheid te zeggen. Ik zag wel dat er ‘iets’ was, zeg ik voorzichtig. Ik zie de ontgoocheling in zijn ogen. Ik doe zo mijn best om het te camoufleren.
Een levenslange straf
We hebben bijna het station bereikt. Hij stopt en draait zijn hoofd naar mij.
Autisme is iets waar ik niet voor gekozen heb maar wel elke dag voor gestraft word.
Niet zozeer de gekwelde blik in zijn ogen maar vooral de inhoud van zijn woorden raakt me. Autisme als straf. Een straf voor wat? Omdat hij niet perfect is? De perfecte mens, bestaat die dan?
Hij verontschuldigt zich tegenover mij omdat hij zich niet helemaal gedraagt zoals in de maatschappij verwacht wordt. Moeten we de schuldvraag hier niet eerder omdraaien? Zijn het niet vooral de onzichtbare wetten van onze maatschappij die hem het gevoel geven dat hij er niet helemaal bij hoort? Zijn de eisen die de maatschappij aan elke mens stelt niet veel te hoog?
Vast voornemen om te begrijpen
Dat Lukas zich zo anders en geoordeeld voelt, doet me pijn. Hij trekt zich op aan die ene medecursist, de man van de sporttas, die hem verstaat. De anderen in de klas begrijpen mij niet.
Ik beeld me in hoe het moet zijn om je door niemand begrepen te voelen.
Ik probeer hem ervan te overtuigen dat er zeker en vast nog klasgenoten zijn die hem waarderen.
Onze wegen splitsen. Ik kijk hem nog na, sluit hem denkbeeldig in mijn armen en stap op de trein. Met duizenden onbeantwoorde vragen. Maar ook met de vaste intentie om te begrijpen.