Benno Barnard: ‘Als dichter was mijn vader een oude magiër’
Als theoloog en dichter bracht Willem Barnard - meestal onder het pseudoniem Guillaume Van der Graft - de mooiste christelijke gedichten voort en produceerde hij een enorm repertoire aan kerkliederen. In augustus 100 jaar geleden geboren en vandaag precies 10 geleden gestorven, is er een dubbele reden om hem te herdenken. Dat doen we met een interview met zoon Benno Barnard, ook dichter, en vandaag een welluidende 66 jaar geleden geboren. Gelukkige verjaardag!
In je vaders voetspoor studeerde je theologie en werd je dichter. Wat kreeg je van hem mee?
Benno Barnard • Ik heb een tijdje theologie gestudeerd, maar ook Engels, een taal die hij me met de paplepel ingoot. Het echte Engels dan, de moeilijkste taal ter wereld, vermomd als de makkelijkste. Die pap, dat begon met kinderboeken, die hij zelf verzamelde en gretig las: na ieder bezoek aan Londen bracht hij er tien mee. De Chronicles of Narnia van C.S. Lewis, waar hij dol op was, maar de christelijke allegorie vond hij het minst interessante eraan. Dat sublieme The Wind in the Willows.
Enfin, een opsomming is zinloos, maar al die boeken – ze staan nu in mijn woonkamer in Sussex – bereidden me voor op Samuel Pepys, Jonathan Swift, Jane Austen, de Brontës, Wordsworth, W.H. Auden, T.S. Eliot… Dat waren ooms en tantes.
Aan tafel las hij vaak gedichten voor, ik herinner me hoe bij een gedicht van Lucebert tranen in zijn ogen kreeg.
We brachten ook zomerweken in Engeland door. Hij adviseerde me bij de opbouw van mijn eigen bibliotheek, opmerkelijk toch, voor de zoon van een failliet gegane barbier uit Rotterdam... Nog zoiets: als hij in Engeland mensen Nederlands hoorde spreken, in de trein (wij hadden geen auto), de pub of waar dan ook, moesten we een Nederlands boek op een zichtbare plek neerleggen, zodat die mensen onmiddellijk zouden weten dat we hen konden verstaan. Terugkijkend vind ik dat getuigen van een uitzonderlijk fijnzinnige beschaving.
Dichten lag in het verlengde van kinderboeken en Eliot. Hij las iedere snipper van me. Zijn trots was dat hij me als een collega kon beschouwen.
Hoe was Willem als vader?
Zijn pedagogische inzichten waren geheel eigen, op het excentrieke af: dat heeft mijn jeugd – en ik veronderstel die van mijn beide zussen – onvergetelijk gemaakt (ook wonen in een achttiende-eeuwse pastorie in de schaduw van een feodaal kasteel hielp daarbij).
Zo vroegen wij kinderen op een dagtochtje om geld voor een ijsje. Hij gaf ons een tientje – met tien gulden kon je omstreeks 1965 voor een week boodschappen doen. Hoeveel mochten we dan uitgeven? Dat liet hij aan ons over. Zodat wij, heen en weer geslingerd tussen gulzigheid en het verlangen een goede indruk te maken, behalve een ijsje een levensles kregen.
Andere herinnering, die ik al vaak heb verteld: mijn oudste zus, misschien twaalf jaar, vroeg tijdens het avondeten op dromerige toon: ‘Wat is een erectie?’
Mijn moeder, die uit de betere bourgeoisie stamde, verslikte zich, maar mijn verwekker zei zonder een seconde na te denken: ‘Dat is een staande ovatie voor een dame.’ Onvergetelijk, nietwaar.
En, niet onbelangrijk: hij nam me mee naar Vlaanderen, waar hij zoveel vrienden had, onder wie Bert Pelckmans, de uitgever, en Ignace De Sutter, de componist. Beiden door mij met ‘nonkel’ aangesproken. Het droeg allemaal bij aan mijn mythische levensbesef, dat mij al jong ongeschikt maakte voor een loopbaan in het bankwezen.
Hoe kwam hij bij zijn pseudoniem?
Als jongeman dacht hij dat Barnard een Franse naam was en dat ons voorgeslacht Hugenoten waren. Gelukkig klopte dat niet: we zijn van Engelse afkomst, een hele opluchting. In elk geval: Guillaume was in 1938 of zo de logische vertaling van Willem, en Graft betekent gracht, dus een Hollands verschijnsel om het pseudoniem evenwicht te verlenen.
Wat is jouw favoriete lied of gedicht van hem?
Favoriete gedicht: een van zijn liefdesgedichten, Bakerloo bijvoorbeeld. Of het fenomenale Brief van het eiland, dat eindigt met de regel Het is de tijd die ons gelukkig maakt. Die regel staat ook op zijn grafsteen. (Lees het hele gedicht onderaan, ndr.)
Favoriete lied: Jeruzalem mijn vaderstad (liednummer 265 in het Liedboek voor de Kerken).
Hoe zou je willen dat hij herinnerd wordt? Hoe herinner je hem zelf?
Als dichter was hij een oude magiër, als theoloog een oude rabbijn die ons bleef voorhouden dat het christendom niets anders dan een grote Joodse sekte is. Zo moeten we ons hem herinneren. Hem blijven lezen vooral.
Hoe ik mij hem herinner? Zie hierboven. En hij is een soort gezellig spook in al mijn boeken.
Brief van het eiland
Liefste, je armen om mij heen als water,
warm water uit de bronnen van de tijd;
je stroomt voorbij, je zult mij nooit verlaten,
mij nooit verlaten, maar je stroomt voorbij.
Je ogen zijn de oevers van je wezen,
je mond is een dorp aan de overkant;
ik lig languit, ik lig vogels te lezen,
geliefkoosd door de golfslag van je hand.
Kuitschieten, wortelschieten, vissen schrijven,
nestelen in de bomen van de slaap;
liefste, het water moet mij onderwijzen
dat alles in de liefde overgaat;
want wij kunnen nooit de tijd verdrijven,
het is de tijd die ons gelukkig maakt.