Bijbel van A tot Z ~ D van denarie
Een denarie is een Romeinse zilveren munt. De waarde ervan kwam destijds overeen met het dagloon van een arbeider. Het was dus een muntstuk van grote waarde. Vóór 200 voor Christus was in Israël eerder de drachme in omloop, een Griekse munt met ongeveer dezelfde waarde. De Romeinse overheersing verdringt gaandeweg de Griekse munten, zodat in het Nieuwe Testament bijna uitsluitend sprake is van de dènarion (alleen in Lucas 15,8-9 komen we de ‘drachme’ nog tegen). Er was natuurlijk ook nog de eigen munt in Israël: 1 sjekel had de waarde van 4 drachme.
De geldeconomie maakt opgang vanaf ongeveer de 8ste eeuw voor Christus, en dat zowel in het westen (Klein-Azië) als in het Oosten (China). Dat bevordert de handel over de grenzen heen, zeker in de Romeinse tijd. Geld speelt dan ook een belangrijke rol in het dagelijkse leven van de mensen, dat blijkt ook uit de verschillende verhalen in het Nieuwe Testament. Enkele voorbeelden.
Duur profetisch gebaar
Zo horen we in het Johannesevangelie hoe Maria, de zus van Lazarus en Martha, tijdens een maaltijd bij Lazarus thuis plotseling opduikt met een kruikje kostbare, zuivere nardusolie (Johannes 12,3). Met die olie zalft ze de voeten van Jezus, die ze vervolgens droog wrijft met haar haar (dat ze daarvoor eerst had moeten losmaken). Dit verwekt grote consternatie bij de aanwezigen.
Judas stelt luidop de vraag – die ook bij anderen zal leven – of dit geen geldverspilling is: Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven? (12,5) Maar Jezus weigert om de economische logica en de liefdevolle handeling van Maria tegen elkaar af te wegen. Wat zij deed was profetisch, zegt Jezus, voor de dag van mijn begrafenis (vers 7).
Economische verhoudingen op hun kop
Er is één verhaal in het Nieuwe Testament waar de denarie een cruciale rol speelt, en dat is in een gelijkenis die door Jezus wordt verteld met het oog op het Koninkrijk van de Hemel: daar gaat het eraan toe zoals bij een landheer die arbeiders zocht voor zijn wijngaard (Matteüs 20,1-16).
De landheer gaat naar de plaats waar de dagloners zich verzamelen in de hoop er werk te vinden. Hij neemt ze allemaal in dienst! Hij komt met hen overeen dat ze aan het einde van de dag hun denarie uitbetaald zullen krijgen – een rechtvaardig loon. Op telkens andere tijdstippen gaat die landheer naar dezelfde plaats om te zien of er nog werkloze dagloners staan, en ook die neemt hij in dienst, ja zelfs de dagloners van het elfde uur – het is dan al laat in de namiddag.
Als de avond valt, geeft hij aan alle dagloners een gelijk loon: één denarie. Niet rechtvaardig? De landheer houdt voet bij stuk: Ben je kwaad omdat ik goed ben?! En Jezus maakt zijn punt: zó gaat het ertoe in het Koninkrijk van de Hemel. Je ontvangt meer dan je verdient en de laatsten zullen de eersten zijn.
En zo zet Jezus elke omgang met geld flink op zijn kop! Een onthutsende confrontatie, voor al wie het hoort.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.