Bijbel van A tot Z ~ E van eerstgeborene
In het oude Israël – een patriarchale cultuur – was het krijgen van een zoon belangrijk. De instandhouding van de clan stond op het spel. De eerste zoon krijgt daarom de gewichtige titel ‘eerstgeborene’. Hij zal ook een dubbel deel van de erfenis ontvangen.
Ken je de list van Jakob nog? De tweede zoon van de aartsvader Isaak vermomt zich als de oudste zoon, Esau. Zijn bijna blinde vader trap erin en schenkt hem de zegen van de eerstgeborene. Met dit bedrog komt hij nog weg ook. Hij zet de aartsvaderlijke lijn voort die begon met Abraham en wordt zelfs de ‘vader’ van de 12 stammen van Israël (Israël is een andere naam voor Jakob).
God blijft eigenaar van al wat leeft
In de Kanaänitische cultuur wordt de opbrengst van het land en van het vee in verband gebracht met de zegen van de godheid. Israël neemt deze zienswijze over. God, die zijn volk bevrijdde uit het slavenland Egypte en naar ‘een land van melk en honing’ leidde, is de eigenlijke bezitter van dat land. Het volk Israël mag er wonen, maar God is de eigenaar. Daarom moet aan Hem de eerste opbrengst van het land en van het vee toegewijd worden.
Lees hierover de sterke tekst uit het boek Deuteronomium (hoofdstuk 8, verzen 7-17):
Straks brengt JHWH uw God, u naar een goed land, een land van beken, bronnen en waterstromen, die ontspringen in de valleien en op de bergen [...]. Wanneer u daar in overvloed leeft, dank JHWH, uw God, dan voor het goede land dat hij u gegeven heeft. Zorg ervoor dat u hem niet vergeet [...]. Wanneer u steeds meer runderen, schapen en geiten krijgt, steeds meer goud en zilver, mag u daardoor niet hoogmoedig worden en JHWH uw God, vergeten. Was hij het niet die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde; die u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn leidde [...]? En dan zou u bij uzelf denken: Al die voorspoed hebben we op eigen kracht verworven!?
De ‘eerstelingen’ van de oogst worden dus aan God afgestaan en in de tempel ten offer gedragen. Dat geldt ook voor de eerstelingen van het vee. Maar om de kudde te beschermen voor uitdunning, mochten de mannelijke eerstgeborenen van de dieren vrijgekocht worden. Zo mocht het eerstgeboren veulen van een ezel vrijgekocht worden met een lam (Exodus 13,13).
Ook de eerstgeboren zoon behoorde God toe, maar gelukkig kende Israël geen mensenoffers.
Om de analogie te behouden, werd de eerstgeboren zoon vrijgekocht. Zo lezen we in het Lucasevangelie (2,22) dat Maria en Jozef met de kleine Jezus naar Jeruzalem gaan omdat hun zoon, de eerstgeborene, na een maand ‘vrijgekocht’ moest worden (ze betaalden daarvoor een bedrag van ongeveer 5 sjekel – vergelijk Numeri 3,46-48).
Volk Israël als eerstgeboren zoon van God
Het volk Israël als geheel wordt wel eens de ‘eerstgeboren zoon’ van God genoemd, bijvoorbeeld door de profeet Jeremia (31,9 – waarbij ‘Efraïm’ staat voor ‘Israël’):
Ik breng mijn volk naar stromende beken
en voer hen over geëffende wegen;
daar kunnen zij niet struikelen.
Want ik ben voor Israël een vader,
en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon.
Het volk Israël behoort dus aan God toe als een eerstgeboren zoon. Het is door God ‘vrijgekocht’ en gered.
Jezus als eerstgeborene - en wij samen met Hem
In het Nieuwe Testament zal dit beeld ook toegepast worden op Jezus, maar dan op zijn verrijzenis: Jezus is, omdat God hem uit de doden heeft doen opstaan, ‘de eerstgeborene van de doden’ (Openbaring 1,5).
En zo kan de apostel Paulus schrijven in zijn brief aan de Korintiërs (15,20-23):
Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren.
En dus is ook de door Christus verloste mens, niet meer van zichzelf. Hij behoort toe aan God. Hij is ‘vrijgekocht’ en gered!
De uitdrukking ‘niet meer van zichzelf’ botst misschien met het idee dat we vandaag van vrijheid hebben.
Maar Paulus ziet het als een bevrijding en als uiting van liefde. Psychiater Dirk De Wachter legt dat ook heel goed uit. Een mens wil toebehoren, erbij horen. En in relatie staan, betekent altijd dat je niet jezelf als maatstaf neemt.
Om het met de prachtige woorden van Paulus te zeggen (1 Korinte 6,19-20):
Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet dat u niet van uzelf bent? U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam.
Het zijn op het eerste gezicht geen gemakkelijke teksten, met dat ‘vrijkopen’ en ‘betalen’, maar tegen de achtergrond van de thematiek van ‘de eerstelingen’ en de ‘eerstgeborenen’ wordt het opeens een stuk duidelijker. Het gaat niet om een economische verhouding, maar om een beeld met diepe lagen, dat vooral duidelijk maakt hoeveel de mens voor God betekent.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.