Bijbel van A tot Z ~ J van Jezus
De naam ‘Jezus’ was niet uniek toen Jozef vernam dat hij de zoon van Maria – niet zijn eigen zoon – zo moest noemen. Hij is ons al bekend uit de 2de eeuw voor Christus, toen een vrome Jood het volgende schreef:
Daarom voelde mijn grootvader Jezus, die de Wet, de Profeten en de andere geschriften van onze voorouders diepgaand had bestudeerd en daarin een grondig inzicht had verworven, de drang om ook zelf iets te schrijven dat lering en wijsheid bevatte. (Woord vooraf uit Jezus Sirach)
In datzelfde boek komt de naam ook aan het einde voor:
Lessen in inzicht en kennis zijn geschreven in dit boek door Jezus, de zoon van Eleazar, de zoon van Sirach, uit Jeruzalem. Hij liet wijsheid stromen uit zijn hart. (50,27)
Jezus Sirach achterna
Deze Jezus was dus een Schriftgeleerde, niet om er zijn brood mee te verdienen, maar omdat hij getroffen was door de wijsheid die van Tora en Profeten uitging. En op grond van deze studie wilde hij ook zelf iets aan deze wijsheid toevoegen. Deze wijsheid stroomde uit zijn hart, en dat is volgens de Joodse visie de plaats waar de mens één is en geheeld is: in het hart komen immers denken, voelen en willen samen.
Het hart is de tempel van de Wijsheid.
Alleen al tegen deze achtergrond was de opdracht om de zoon van Maria ‘Jezus’ te noemen niet zo’n gek idee. Zo werd Jezus vanaf het begin gekoppeld aan ‘vrouwe Wijsheid’! (Spreuken 8-9) En zou Jezus van Nazaret zelf niet later zeggen: En toch is de Wijsheid door al haar kinderen in het gelijk gesteld? (Lucas 7,35)
Etymologie
Uiteraard ligt aan de naam ‘Jezus’ een Hebreeuwse naam ten grondslag: Jeshua (of in de langere variant: Jehoshua), dat wil zeggen: JHWH redt of: JHWH bevrijdt! In de naam zit inderdaad het Hebreeuwse werkwoord voor ‘redden’ verwerkt (hij bevrijdt = hosji’a). Tevens zit er aan het begin een dragend element van de oude Godsnaam JHWH in verwerkt. En die Godsnaam, hoewel onuitspreekbaar, heeft volgens het verhaal van Exodus 3-4 de betekenis van: ik-zal-er-zijn!
Naamgenoot Jozua en het beloofde land
En nu we het toch over het Hebreeuws hebben: de Hebreeuwse naam van ‘Jozua’ is Jehoshua, door de oude Griekse vertalers al weergegeven met Ièsous, dat wil zeggen ‘Jezus’.
Ook daar vinden we een mooie voorgeschiedenis van de naam: want Jozua was degene die het volk moest binnenleiden in het beloofde land, dat land waar alleen God koning mocht zijn, en waar dus geen enkele tyran zeggenschap zou mogen krijgen over het volk van God. Anders geformuleerd: Jozua moest dat volk binnenleiden in ‘het koninkrijk van God’, dat wil zeggen: in het land waar God zijn koningschap over zijn volk kan uitoefenen.
Zo bezien is het helemaal niet vreemd dat de messias van Israël de naam ‘Jezus’ kreeg toegewezen. In de naam Jezus komen zowel ‘Tora & Profeten’ als ‘de Wijsheid’ (= de Geschriften) samen.
In ‘Jezus’ komt heel de Joodse Bijbel tot spreken!
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.