Bijbel van A tot Z ~ M van maranatha
De moedertaal van Jezus was Aramees. Hij sprak ook Hebreeuws, of las in ieder geval de teksten van de Joodse Bijbel in het Hebreeuws. Dat deed hij volgens Lucas ook toen hij op sabbat in de synagoge van Nazaret opstond om voor te lezen (Lucas 4,16-17). In de dagelijkse omgang had het Aramees het Hebreeuws echter al verdrongen, al zijn ze verwant. Trouwens, het Bijbels-Hebreeuwse alfabet zoals wij dat vandaag nog kennen, wordt geschreven in Aramese letters!
Marcus schrijft zijn evangelie in het Grieks, maar behoudt enkele Aramese woorden, zoals Talita koem! (‘Meisje, sta op!’ in Marcus 5,41). Het zijn woorden uitgesproken door Jezus en gericht aan de doodzieke dochter van een leider van de synagoge.
Ook in de Nederlandse vertaling blijven deze Aramese woorden bewaard om de band met de oorspronkelijke taal van Jezus te bewaren.
Bij Paulus komen we ook nog twee Aramese woorden tegen: de aanspreking Abba (‘Vader!’) en het woord maranatha. Paulus, farizeeër en Schriftgeleerde, was een man die zowel Grieks, Hebreeuws als Aramees kende. Hij was dan ook de geknipte figuur om twee werelden met elkaar te verbinden: de wereld van het jodendom (zowel in Israël als in de ‘wereldwijde’ diaspora) en de wereld van de Grieks-Hellenistische cultuur. Een echte bruggenbouwer!
Maranatha
Het Aramese woord maranatha is samengesteld uit twee delen: maran betekent ‘Heer’, en de vorm tha of atha komt van het Aramese werkwoord voor ‘komen’. Er zijn daarbij twee keuzemogelijkheden:
- Marana tha: Onze Heer, kom!
- Maran atha: Onze Heer is gekomen!
Aan elkaar vastgehecht, zijn de twee woorden tot een uitroep geworden die waarschijnlijk al heel vroeg in de liturgie van de eerste Jezusvolgelingen gebruikt werd.
De uitroep Maranatha is een gebed op zichzelf.
In het eerste geval roepen de leerlingen Jezus aan als hun 'Heer‘ (Grieks: Kurios) vanuit het verlangen en de verwachting dat Hij spoedig zou komen als verheerlijkte Mensenzoon. (Ter verduidelijking: men spreekt wel eens van de ‘wederkomst’, maar het Griekse woord daarvoor (parousia) drukt geen wederkomst uit, maar een nieuwe komst, omdat Jezus bij die komst bekleed zal zijn met de heerlijkheid van de Vader. Paulus zelf leefde in de verwachting dat deze ‘komst’ van Jezus niet lang op zich liet wachten, en de gemeenten die hij stichtte, leefden aanvankelijk in diezelfde verwachting.)
In het tweede geval - ‘Onze Heer is gekomen!’ - is het een vreugdekreet, een blijde uitroep omdat de Verlosser en Redder van de wereld zijn intrede in de wereld heeft gedaan en de mensen en de schepping vernieuwd heeft, in overeenstemming met de beloften aan het Joodse volk.
Eruit met een vloek en een gebed
De uitroep komt bij Paulus maar één keer voor, en wel in de Eerste brief aan de Korintiërs, helemaal op het einde. We zijn dan aanbeland bij het briefonderdeel waarin groeten en reisplannen overgemaakt worden. Ik geef de laatste verzen van dat onderdeel weer (1 Kor 16,19-23):
De gemeenten van Asia groeten u.
Ook Aquila en Prisca en de gemeente die bij hen in huis samenkomt
laten u, met wie zij één zijn in de Heer, hartelijk groeten.
Alle broeders en zusters laten u groeten.
Groet elkaar met een heilige kus.
Een eigenhandig geschreven groet van mij, Paulus.
Als iemand de Heer niet liefheeft – hij zij vervloekt!
Maranata!
De genade van de Heer Jezus zij met u.
Mijn liefde gaat uit naar u allen, met wie ik één ben in Christus Jezus.
Een op het eerste gezicht merkwaardige context voor het woord maranatha! Paulus brengt de groeten over van zijn naaste medewerkers Aquila en Prisca (een koppel!) en van de gelovigen uit Efeze van waaruit hij deze brief schrijft. Hij ondertekent met een eigen handtekening (Paulus dicteerde zijn brieven).
En dan, op het laatst, een dringende oproep waarin het contrast-schema voorkomt dat zo kenmerkend is voor het Semitische denken.
Zwart wordt tegenover wit geplaatst, liefhebben tegenover haten, zegen tegenover vloek. De scherpe tegenstelling moet de woorden kracht bij zetten.
Wie de Heer, Jezus, niet liefheeft, is ‘vervloekt’, zegt Paulus. En wie naar hem uitkijkt, een en al verlangen en verwachting, die roept, samen met alle Jezusgelovigen: Maranatha! Deze manier van spreken in uitersten is een stijlfiguur die nog altijd bestaat in de semitische cultuur.
Kom, Heer Jezus, kom spoedig!, lezen we op het einde van het laatste Bijbelboek, Openbaring (22,20). Jij weet hoe dit in het Aramees zou klinken.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.