Bijbel van A tot Z ~ N van naaste
Het woord ‘naaste’ lijkt een typisch Bijbels woord. In andere contexten komen we het nauwelijks tegen. In het boek Exodus komen we in de Griekse vertaling hetzelfde woord tegen als in het Nieuwe Testament. In die passage slaat Mozes een Egyptenaar tot moes, omdat die een Hebreeër heeft toegetakeld. De dag daarop ziet dezelfde Mozes twee mensen van zijn eigen volk met elkaar op de vuist gaan. Aan de man die begonnen was, vraagt hij: Waarom sla jij je naaste?
De ‘naaste’: dat is iemand die dicht bij je staat. Iemand van dezelfde stam of van dezelfde familie. Mozes vindt het onbegrijpelijk dat ook tussen twee leden van zijn volk – de Hebreeën – de agressie escaleert. Zijn er geen andere manieren om een geschil met je naaste te beslechten dan op de vuist te gaan? Tja, maar was die Egyptenaar ook niet op de een of andere manier zijn ‘naaste’, gewoon omdat hij ook een mens was?
Daarmee ligt de kwestie op tafel: hoe ver ga je om iemand als naaste te beschouwen?
Tora samengevat: bemin God en uw naaste
Dat is ook een vraag waar een wetgeleerde uit Jezus’ tijd mee worstelt. We vinden de tekst bij Lucas:
- Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ Lucas 10,25-28
Let op: het is de wetgeleerde die de Tora samenvat in twee geboden: het gebod om God én de naaste lief te hebben. Het is dus zeer waarschijnlijk dat deze ‘samenvatting’ destijds al onder Schriftgeleerden circuleerde. Wie zichzelf ‘godsdienstig’ wil noemen, is altijd aan die twee dimensies gebonden:
Je kan God niet waarachtig dienen als je je naaste niet bemint, en omgekeerd wordt de liefde voor de naaste versterkt en opgetild door de liefde voor God.
Hoever reikt het begrip ‘naaste’?
De wetgeleerde in kwestie voelde zich op de een of andere manier ongemakkelijk bij Jezus’ antwoord 'doe dat en u zult leven’. Daarom stelde hij een vraag die in het debat onder de wetgeleerden ook dikwijls gesteld werd: Wie is mijn naaste?
Is mijn naaste degene die is ‘zoals ik’, iemand van mijn eigen familie, van mijn eigen clan, van mijn eigen volk? Of kan de naaste ook iemand zijn die ik niet ken, een vreemdeling?
Zou iemand die behoort tot mijn vijanden, zelfs naaste kunnen zijn of worden?
Met andere woorden: hoe ver reikt het begrip ‘naaste’? Voorwaar geen onzinnig debat.
Dan komt Jezus met een subliem antwoord. Jezus gaat niet in discussie met de wetgeleerde, zoals wij allicht geneigd zouden zijn te doen. Nee, Jezus vertelt een verhaal. En hij nodigt de wetgeleerde uit om zelf positie in dat verhaal in te nemen. Dit is Jezus ten voeten uit: hij spreekt met gezag, maar altijd uitnodigend.
Het verhaal dat Jezus vertelt gaat over een man die ‘van Jeruzalem naar Jericho reist’ en onderweg wordt overvallen door een bende struikrovers. Hij wordt niet geholpen door zijn joodse volksgenoten, maar wel door een Samaritaan. Is de Samaritaan dan niet degene met wie de jood in onmin behoort te leven? Staat er geen scheidsmuur tussen hen van vijandschap, ook al zijn zowel Samaritanen als joden nakomelingen van het volk van Jakob?
De joodse man, die halfdood langs de weg ligt, laat zich verzorgen door de Samaritaan.
Hij kijkt ‘de vijand’ in de ogen en beseft dat de vijand een vriend geworden is…
En dan komt Jezus met die ongerijmde vraag wie van de voorbijgangers de naaste is geworden van de gewonde man? De wetgeleerde beaamt wat Jezus hem voorhoudt: het is de Samaritaan, en de wetgeleerde voegt eraan toe: ‘hij die medelijden heeft getoond’.
Het vermogen om mee te lijden met de ander, wie dat ook is, maakt jou tot naaste van die ander. Dé vijand bestaat niet meer.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.