Bijbel van A tot Z ~ T van tollenaar
In het Nieuwe Testament valt af en toe het beroep van tollenaar. Wat voor functie hadden ze eigenlijk? Je kan het vergelijken met pachters. In naam van een officieel aangestelde (Romeinse) ambtenaar inden ze op een bepaalde plaats belasting op goederen of op het gebruik van infrastructuur. Vooraf kwam hij met de ambtenaar een bedrag overeen dat hij ook meteen moest betalen, waarna de tollenaar het kon zien te recupereren bij de bevolking. Soms werkte een tollenaar met verlies, andere keren probeerde hij dat ruimschoots goed te maken.
De ‘belastinginners in onderaanneming’ hadden dus een kwalijke naam. Ten eerste werkten ze voor de Romeinse bezetter, ten tweede stonden zij in dienst van ‘heidenen’ (en werden ze als onrein beschouwd) en ten derde waren ze dikwijls niet te vertrouwen. Het is dus niet verwonderlijk dat ze in de evangeliën dikwijls op één lijn geplaatst worden met zondaars (Matteüs 9,10) of heidenen (Matteüs 18,17), ook al waren het meestal Joden.
In de ogen van vrijheidsstrijders zoals de zeloten verdienden deze collaborateurs niets meer dan verachting.
Mogelijk waren ze ook slachtoffer van aanvallen, hoewel ze wellicht op enige bescherming van de Romeinse overheid konden rekenen.
De leden van het Sanhedrin zullen met gemengde gevoelens naar de tollenaars gekeken hebben. Zij moesten immers voortdurend het wankel evenwicht bewaren tussen de afspraken met de Romeinen en de verzuchtingen van het volk onder de hoge belastingdruk.
Jezus ziet mens achter functie
Tegen deze achtergrond is het hoogst opmerkelijk dat Jezus een tollenaar in het college van ‘de Twaalf’ opneemt, zoals we lezen bij Matteüs (10,2-4):
Dit zijn de namen van de twaalf apostelen:
als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas,
Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes,
Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs,
Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs,
en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem zou uitleveren.
Behalve een tollenaar vinden we in dit allegaartje ook nog een verzetsstrijder, Simon Petrus die hem driemaal zal verloochenen en Judas Iskariot die hem zal uitleveren. Mooi groepje is dat!
We kunnen alleen maar concluderen dat Jezus werkelijk open stond voor elke mens, los van zijn of haar verleden of ideologie.
Voor hem telde de mens. Hij keek (en kijkt) naar de binnenkant, zoals alleen God dat kan. Jezus doorbreekt patronen en taboes. Hij is volledig vrij om met wie dan ook om te gaan, getuige ook zijn omgang met vrouwen. Deze Jezus zal ons altijd weer blijven verbazen, hij is ons altijd vooruit.
Van zijn volgelingen wordt dezelfde ontwapenende openheid verwacht.
Als non-conformist sta je uiteraard altijd bloot aan kritiek. Je zult altijd botsen met de publieke opinie, en vooral ook met machthebbers. In de woorden van Jezus zelf, volgens Lucas (7,33-34):
Want Johannes de Doper is gekomen, hij eet geen brood en drinkt geen wijn, en jullie zeggen: ‘Hij is door een demon bezeten.’ De Mensenzoon is gekomen, hij eet en drinkt wel, en jullie zeggen: ‘Kijk, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.’
Ook hier zien we duidelijk in wat voor soort context het woord tollenaar weer valt!
Zacheüs
We kennen nog een tollenaar bij naam: Zacheüs. Door Lucas wordt hij nota bene een rijke hoofdtollenaar genoemd.
Zacheüs voldoet aan het klassieke profiel van een tollenaar: afperser eerste klas. Maar hij wordt geraakt door Jezus en die wil in zíjn huis te gast zijn.
Zacheüs leert zijn leven in een heel ander licht te zien (dat is metanoia, ommekeer) en hij zal iedereen die hij heeft afgeperst vergoeden, zelfs viervoudig (Lucas 19,1-10). De perikoop wordt prachtig afgesloten met een woord van Jezus, waaruit blijkt hoe inclusief Hij altijd dacht: Want ook hij is een zoon van Abraham.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.