Bijbel van A tot Z ~ U van uittocht
Het wegtrekken uit een geboorteland of vertrouwde streek is een centraal thema in de Bijbel. Misschien raakt het wel de kern van de Tora: als mens en als volk mogen we ons nergens definitief settelen. Het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief werkt dit thema magistraal uit: we zijn en blijven pelgrims, op weg naar een beter vaderland (vers 16).
Het geloof stuwt mensen voort, laat hen altijd verder op zoek gaan. Aan de grondslag ligt een diep vertrouwen dat God het goede voor ons wil.
God daagt ons uit om flexibel en zoekend te blijven, samen met lotgenoten.
Abraham en de stem van het begin
Abraham was de eerste om een stem te horen die hem opriep om zijn land te verlaten. Als Mesopotamiër had hij deel aan de rijke cultuur van het Tweestromenland. Hij was half nomadisch, trok rond met zijn kuddes maar bleef ook vaak op zijn pleisterplekken hangen. Op een dag hoort hij een stem die steeds sterker wordt in hem:
- Trek weg, jij, uit je land, verlaat je familie en naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Genesis 12,1
Daarmee is de zoektocht van Abraham begonnen: de zoektocht naar een God die hem roept en hem voorbestemt om geschiedenis te maken, de zoektocht naar een land (en een wereld) waar het goed is om te wonen.
Heel het boek Genesis brengt verslag uit van de zoektocht van de aartsvaders en -moeders. Wat een dynamiek!
Uiteindelijk belanden de verre nazaten van Abraham in Egypte, uit pure miserie omdat er een langdurige hongersnood heerst in Kanaän. Egypte verbeeldt die andere grote cultuur van het gebied van de vruchtbare sikkel.
Mozes en de eerste uittocht
De Hebreeën vervallen in het gastland Egypte tot slavernij, 430 jaar lang volgens Exodus (12,40). Je zou denken dat na zo’n lange tijd de stem van Abraham volledig uitgestorven zou zijn en het volk van de Hebreeën volledig opgegaan in het Egyptische. Maar dat blijkt niet het geval. In het geheugen van een volk worden belangrijke episodes en overleveringen niet zomaar uitgewist!
In Mozes komt ‘de stem’ weer tot leven.
God roept Mozes op om het volk weg te leiden uit de slavernij naar het land van ‘melk en honing’, dat wil zeggen een land waar geen enkele farao of tiran nog koning zal zijn. In dat land zal God zélf koning zijn, en niemand zal nog tussen God en het volk in staan. Zo onderneemt het slavenvolk de uittocht uit Egypte, op zoek naar het Koninkrijk van God.
Deze uittocht of exodus is voor de Schrift hét referentiekader om te zeggen waarom deze God nu zo anders is dan de andere goden.
En toch wil het volk nog een koning van vlees en bloed, zoals de andere volken. Dat koningschap zal een grote mislukking worden. In het jaar 597 begint de ballingschap naar Babylonië. Abraham draait zich om in zijn graf!
Tweede uittocht
Onder de Perzische vorst Kores (of Cyrus) mogen de ballingen terugkeren en de stad Jeruzalem en de tempel opnieuw opbouwen. Een leerling van de profeet Jesaja hoort opnieuw de stem van het begin:
- [Verlaat Babel], ga daar weg! JHWH gaat voor jullie uit, de God van Israël vormt je achterhoede! (Jes 52,11-12)
De profeet ziet hierin de tweede uittocht. In een moeizaam proces worden het land en de tempel (de tweede tempel) weer opgebouwd. Ook de profeten Haggai en Zacharia zullen dit proces begeleiden. Zonder hen zou het niet gelukt zijn!
Derde uittocht
De evangelist Lucas beschouwt ook het leven en het optreden van Jezus als een uittocht. Ook Hij wordt geroepen door een stem, bij zijn doop. En die zet hem letterlijk op weg. Jezus doorkruist heel het Joodse land en de omliggende gebieden, en ook Samaria laat hij niet links liggen. Hij verzamelt leerlingen rond zich – mensen die bij hem in de leer gaan – en hij vraagt hen om hem te volgen op zijn weg.
Deze weg brengt Jezus onherroepelijk naar Jeruzalem. Daar zal hij de vrede opnieuw bewerkstelligen, paradoxaal genoeg door zijn dood.
Jezus weet dat zijn weg zal eindigen in de dood, maar hij weet ook dat er geen andere weg is. Op zeker moment neemt hij drie leerlingen met zich mee om op een berg te gaan bidden. En terwijl hij in gebed verzonken is, verandert zijn gedaante. Jezus wordt getransfigureerd in licht! Opeens, vertelt Lucas, stonden er twee mannen naast hem: Mozes en Elia. En wat bespraken zij met Jezus?
- Ze spraken over de exodus die hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. Lucas 9, 31
Elke uittocht veronderstelt een ‘doortocht’ (door de woestijn) en een ‘intocht’ (in het land). Jezus geeft zijn leven uit handen, gaat door de dood heen om zijn intrede te doen bij zijn Vader, die hem heeft opgewekt uit de doden.
De Schrift is één: de uittocht uit Egypte en uit Babel en de uittocht van Jezus hangen samen en geven in harmonie uiting aan ‘de stem van God’.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.