Bijbel van A tot Z ~ X van Zeus Xenius
De Hebreeuwse Bijbel bestaat enkel uit in het Hebreeuws geschreven boeken (met hier en daar enkele Aramese passages). Sinds Alexander de Grote (356-323 voor Christus) is de Griekse of Hellenistische cultuur overal in opmars. Delen van de Bijbel worden naar deze wereldtaal vertaald.
Hoewel de Hellenistische cultuur wel degelijk aantrekkingskracht had, verzette een deel van de bevolking in Israël zich tegen de vreemde cultuur die de eigen tradities dreigde te beschadigen. Dat werd er niet beter op toen sommige machthebbers na Alexander de Grote het nodig vonden de hellenisering met harde hand door te voeren.
Makkabeeën: strijd tegen gedwongen hellenisering
Met name de Syrische vorsten hadden daar een handje van. Het meest uitgesproken onder hen is Antiochus IV, die het op een gegeven moment waagt een beeld van de Griekse Oppergod Zeus (Zeus Olympios) in de heilige tempel in Jeruzalem te plaatsen – met een gigantische opstand tot gevolg.
Hier ligt de oorsprong van de Makkabeeënstrijders. Zij verzetten zich met hand en tand tegen de vergrieksing en tegen de maatregelen die daarmee gepaard gaan. Lees volgende passage die een indringend beeld geeft van wat er zich toen afspeelde (2 Makkabeeën 6, 1-11):
Niet lang daarna stuurde de koning [Antiochus IV] de Athener Geron om de Joden te dwingen de tradities van hun voorouders af te zweren en niet langer naar Gods voorschriften te leven. Door zijn toedoen werd de tempel in Jeruzalem ontwijd en genoemd naar Zeus Olympius, terwijl de tempel op de Gerizim op verzoek van de bevolking van Sichem aan Zeus Xenius werd gewijd.
Deze provocatie trof het volk als een slag in het gezicht. Vreemdelingen namen de tempel in bezit en hielden er liederlijke braspartijen. Ze vermaakten zich met prostituees, hadden binnen de heilige muren gemeenschap met andermans vrouwen en namen allerlei ongepaste zaken mee naar binnen. Het altaar werd volgezet met goddeloze offergaven die strijdig waren met de voorschriften. Het was niet langer geoorloofd om de sabbat in acht te nemen, de traditionele feesten te vieren of er zelfs maar voor uit te komen dat men Jood was. Onder harde dwang werden de Joden verplicht om elke maand op het geboortefeest van de koning deel te nemen aan heidense offermaaltijden, en tijdens het feest ter ere van Dionysus moesten ze met klimop omkranst meelopen in de optocht voor Dionysus.
Op voorstel van [gouverneur] Ptolemeüs werd in de omringende Griekse steden een decreet uitgevaardigd van soortgelijke strekking, waarin stond dat de Joden moesten deelnemen aan de heidense offermaaltijden en dat wie niet bereid was om zich aan de Griekse zeden aan te passen, ter dood moest worden gebracht. Hoe moeilijk de tijden voor de Joden waren geworden, bleek wel toen twee vrouwen werden opgebracht omdat ze hun zonen hadden laten besnijden: met hun zuigelingen aan hun borsten gehangen werden ze publiekelijk door de stad gevoerd en ten slotte van de muur naar beneden gegooid. Een andere keer waren mensen vlak buiten de stad in grotten bij elkaar gekomen om heimelijk de zevende dag te vieren. Zij werden aan Filippus verraden en op de brandstapel terechtgesteld, want uit eerbied voor de zo heilige dag hadden ze zich niet willen verdedigen.
De passage is zo nuchter verwoord dat ze wel uit de krant lijkt te komen. Gruweldaden van terreurgroepen en -regimes doemen zo voor je op. Maar de tekst is wel degelijk ruim 2000 jaar oud.
We vernemen dat door toedoen van Antiochus IV de twee grote tempels in Israël van beelden van de oppergod Zeus worden voorzien: de tempel van de Samaritanen op de berg Gerizim en de tempel van de Joden in Jeruzalem. Uiteraard gaat het hier om een provocatie van formaat.
Zeus Xenius
Maar wie was Zeus eigenlijk? De oppergod van het Griekse pantheon zorgde voor harmonie in de natuur en verleende koningen hun macht over volken. Hij heerste vanaf de berg Olympus en stond bekend als de beschermer van steden en hun inwoners. Zeus had allerlei titels die aangaven waarvoor men hem vereerde.
Eén van die titels was Zeus Xenius (Grieks: Xenios). Daarmee werd uitgedrukt dat Zeus ook de beschermheer was van reizigers en vreemdelingen. Dat het Zeusbeeld in Sichem de naam Zeus Xenius krijgt, vindt de schrijver van de Makkabeeënboeken ironisch, want hij associeerde de Samaritanen niet direct met openheid voor reizigers en gastvrijheid! Integendeel, over het algemeen was het opletten geblazen voor wie door Samaritaans gebied wilde trekken.
De tempel op de Gerizim zal overigens door de Makkabeeër Johannes Hyrcanus worden verwoest (einde tweede eeuw v. Chr.).
Jezus Xenius
Het mooie van dit hele verhaal ligt in de parallel met een verhaal in het evangelie. De ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw in het vierde hoofdstuk van het Johannesevangelie krijgt tegen de achtergrond van het verhaal uit Makkabeeën een bijzondere betekenis. Jezus vraagt haar om hem gastvrijheid te betuigen en wat water te geven. In de loop van het gesprek echter draaien de rollen om en blijkt Jezus de gastheer te zijn die ‘levend water’ schenkt.
In dit markante verhaal ontpopt Jezus zich als Jezus Xenius – Jezus, de behoeder van de vreemdelingen en van wie er niet bij horen.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.