‘Ik blijf een zoekende gelovige’
Zoë Thijs (22) uit Haaltert ontdekte in het buitenland dat het christelijke geloof relevant kan zijn en begeleidt thans de kinderwoorddienst in Ninove
Door de week werkt ze als logopediste in Hofstade en verdiept ze zich aan de UGent in wetenschappelijke literatuur met het oog op een doctoraat in die zelfde discipline. In haar vrije tijd maakt ze deel uit van de kinderjeugdboekenjury in Aalst en begeleidt ze de kinderwoorddienst in Ninove. „Eigenlijk werk ik veel met kinderen”, beseft Zoë Thijs, wanneer ze haar engagementen allemaal op een rijtje zet. Maak kennis met een jonge christen en haar zoektocht naar wat het christelijke geloof te bieden heeft.
– Hoe ontdekte u het geloof?
Als kind leerde ik thuis van mijn moeder de verhalen uit de Bijbel kennen. Ik ging ook altijd naar een katholieke school, waar ik in de les godsdienst ook wel een en ander te horen kreeg over Kerk en geloof. Toch deed ik daar toen niks mee. Godsdienst zei me eigenlijk niet veel. Onder jongeren leven nog heel wat negatieve vooroordelen over Kerk en geloof. Er met mijn vrienden over praten gebeurt niet.
In het laatste jaar van het middelbaar begon dat een beetje te veranderen. Dat jaar kregen we godsdienst van Alexander Vandaele, een jonge priester. Hij pakte het vak godsdienst anders aan dan wat we tot dan toe gewoon waren.
– Wat maakte zijn aanpak dan zo anders?
Zijn lessen waren niet zozeer gericht op de overdracht van kennis. Hij probeerde het belang van het geloof voor het dagelijkse leven aan te tonen. Omdat hij dat schooljaar ook onze klastitularis was, nam hij ons mee naar de abdij van Orval. Daar maakten we kennis met een heel andere manier van leven.
Bovendien is Alexander niet enkel priester, maar ook ingenieur. Dat vond ik best interessant. Als je zegt dat je gelovig bent, wordt je vandaag al snel bestempeld als fanatiek. Zo krijg je vaak te horen dat geloof en wetenschap elkaar uitsluiten. Dat iemand zowel priester als wetenschapper kon zijn, deed uitschijnen dat beide misschien toch met elkaar te verzoenen waren. Dat vind ik belangrijk.
– En zo kwam u tot geloof?
De aanpak van Alexander prikkelde me wel en ik overwoog zelfs even of ik die zomer zou deelnemen aan de Wereldjongerendagen. Toch deed ik het uiteindelijk niet. Ik zou het wat schijnheilig van mezelf hebben gevonden: deelnemen aan een dergelijk katholiek evenement, terwijl ik zo weinig had met het geloof.
– Hoe kwam er dan toch een doorbraak?
Eigenlijk is dat allemaal nog pril. Vorig jaar doorliep ik tijdens mijn laatste studiejaar aan de UGent een stage in Philadelphia, in de Verenigde Staten. Veeleer toevallig kwam ik er terecht bij een erg gelovige protestantse gastfamilie. Ze namen me enkele keren mee naar hun kerk in een zaaltje van een schoolgebouw. Het was een openbaring voor me. De gemeenschap bestond misschien maar uit een tachtigtal mensen, maar onder hen bevonden zich [node:field_streamers:0] behoorlijk wat jongeren. Ik werd meteen hartelijk onthaald, alsof ik altijd al deel was geweest van de groep. De vieringen waren ook allerminst een saaie boel, zoals hier vaak het geval is. Het waren eerder heuse ‘rockmissen’.
– Wat deden al die ervaring dan met u?
Ik ontdekte dat christelijk geloof toch betekenisvol kon zijn voor mijn leven. Zo was de predikant een gehuwde man met een gezin. Hij sprak vanuit het echte leven over geloof. Dat maakte wat hij zei herkenbaar voor me. Bovendien ging ik op dat moment door een moeilijkere periode in mijn leven. De ervaringen in de Verenigde Staten leerden me het allemaal wat meer los te laten en er een beetje meer op te vertrouwen dat het uiteindelijk wel goed komt.
– Kon u die ervaringen vervolgens verdiepen?
Als jonge oud-leerlingen hielden we contact met Alexander. Hij overtuigde me om afgelopen zomer mee te gaan naar Ganagobie, in Frankrijk, waar hij elk jaar een meerdaagse organiseert voor jongeren. Ook daar kon ik dus samen met andere jonge mensen uitwisselen over geloof, dit keer waren ze zelfs van eigen bodem.
Het meest bleef me een voormiddag bij waarin we de hele tijd de stilte bewaarden. Niet zo eenvoudig voor me. Ik ben nogal een denker. In die prachtige omgeving stopte de molen toen toch even met malen. Ik weet ook nog dat ik op dat moment dacht aan mijn katten thuis. Ik ben nogal een kattenmens en had van de hele week nog geen kat gezien. Plotseling liep daar een kat, die dan ook nog eens naast me kwam zitten.
– Een teken van God?
Ik weet het niet. Op zich klinkt het misschien ook wat stom allemaal, maar of het nu wel of niet met God te maken heeft, het liet in elk geval een diepe indruk op me na. Ik blijf een zoekende gelovige. Ik laat het nu allemaal wat op me afkomen en laat alles zo veel mogelijk open. Ik zie wel wat de toekomst brengt.
– Alexander Vandaele overtuigde u intussen mee te werken aan de kinderwoorddienst in zijn parochie. Ook een verrijking voor uw geloof?
Beslist. Ik werk er samen met enkele jonge gelovigen van wie ik al veel opstak. Doorgaans vertrek ik vanuit het evangelie. Zo leer ik natuurlijk zelf bij over de Bijbel. Bovendien sta ik er verbaasd over hoe veel de kinderen er soms al over weten. Eén zondag per maand probeer ik ook eens gewoon naar de kerk te gaan, zonder kinderwoorddienst. Dan kan ik de homilie meevolgen.
– Hoe kijkt u als prille gelovige aan tegen de verschuivingen in het parochielandschap?
Eigenlijk gaat dat allemaal wat aan me voorbij. Beleidskwesties interesseren me immers niet zo. Wel vind ik het belangrijk dat de Kerk meer aanwezig zou zijn bij de mensen, ook bij jongeren. Nu moeten zij vaak zelf de weg naar de Kerk vinden. Jammer genoeg spreekt de Kerk weinig aan en heeft ze haar imago tegen.