De christelijke hoop is sterk en stelt nooit teleur
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Van kleins af wordt ons geleerd dat opscheppen geen mooie zaak is. In mijn land worden opscheppers pauwen genoemd. En dat is terecht, want opscheppen over wat men is of heeft, is een vorm van hoogmoed en wijst op een gebrek aan respect voor anderen, vooral voor hen die meer tegenslag kennen dan wij. In deze passage uit de brief aan de Romeinen verrast de apostel Paulus doordat hij ons liefst tweemaal aanspoort op te scheppen. Waarover mag men terecht opscheppen? Immers, als hij aanspoort zich te beroemen op iets, dan moet er iets zijn waarop men zich met recht beroemt. Hoe is dat mogelijk zonder de anderen te kwetsen, zonder iemand uit te sluiten?
Overvloed aan genade
Op de eerste plaats worden we uitgenodigd ons te beroemen op de overvloed aan genade waarvan wij in Jezus Christus doordrongen zijn, door middel van het geloof. Paulus wil ons doen verstaan dat we, als we alles leren lezen in het licht van de Heilige Geest, vaststellen dat alles genade is! Alles is gave!
Als we oog ervoor krijgen, werken inderdaad – in de geschiedenis evenals in ons leven - niet alleen wij, maar bovenal God.
Hij is de absolute hoofdrolspeler die alles schept als een gave, die het patroon van zijn heilsplan weeft en het, door zijn Zoon Jezus, voor ons tot werkelijkheid brengt. Ons wordt gevraagd dit alles te onderkennen, het met dankbaarheid te aanvaarden en er een bron van lofprijzing van te maken, een bron van zegening en van vreugde. Als wij dit doen, leven we in vrede met God en beleven we de ervaring van de vrijheid. Die vrede reikt tot in alle kringen en tot in alle relaties van ons leven: wij leven in vrede met onszelf, wij leven in vrede in het gezin, in onze gemeenschap, op het werk en met de mensen die elke dag ons pad kruisen.
God houdt van ons
Paulus spoort verder aan ook te roemen bij kwellingen. Dat is niet makkelijk te verstaan. Het lijkt ons moeilijk en schijnt niets te maken te hebben met de zojuist beschreven vrede. En toch is het er de meest waarachtige veronderstelling van, de meest ware. Feitelijk mag de vrede die de Heer ons schenkt en waarborgt, niet verstaan worden als afwezigheid van zorgen, van ontgoocheling, van gebrek, van aanleidingen tot lijden. Ware het zo, dan zou het ogenblik waarop we de vrede zouden bereiken, vlug eindigen en zouden we onvermijdelijk ontmoedigd worden.
De vrede die aan het geloof ontspringt, is daarentegen een gave: het is de genade te ervaren dat God die ons bemint en die altijd bij ons is, ons niet één ogenblik van ons leven alleen laat.
En dat, zoals de Apostel zegt, brengt geduld voort, want we beseffen, ook op de meest harde en ontredderde ogenblikken, dat de barmhartigheid en de goedheid van de Heer groter zijn dan alles en dat niets ons uit zijn handen en uit de gemeenschap met Hem zal doen vallen.
De christelijke hoop stelt nooit teleur
Dat is de reden waarom de christelijke hoop sterk is en waarom ze niet teleurstelt. Nooit stelt ze teleur. De hoop stelt niet teleur. Ze steunt niet op wat wij kunnen doen of zijn, en ook niet op datgene waarop wij vertrouwen.
Haar fundament, de grondslag van de christelijke hoop, is dat wat het meest trouw en zeker is, dat wil zeggen: de liefde die God zelf voor ieder van ons koestert.
Het is gemakkelijk te zeggen: God houdt van ons. Allemaal zeggen we dat. Maar denk eens hieraan, is ieder van ons bij machte te zeggen: ik ben zeker dat God mij bemint? Het is niet eenvoudig dit te zeggen. Maar het is waar. Het is een goede oefening bij jezelf te zeggen: God bemint mij. Dat is de basis van onze zekerheid, de wortel van onze hoop. En de Heer heeft overvloedig de Geest – de liefde van God – in onze harten uitgestort als bewerker en waarborg precies om in ons het geloof te voeden en deze hoop levend te houden. Deze zekerheid: God bemint mij. Ook op dit slechte moment? – God bemint mij. En mij die zo lelijk en slecht heb gehandeld? – God bemint mij. Deze zekerheid kan niemand ons ontnemen. We moeten dat biddend herhalen: God bemint mij. Ik ben zeker dat God me bemint (…)
Zich beroemen op de liefde van God
Zo verstaan we waarom de apostel Paulus aanspoort ons hierop altijd te beroemen. Ik beroem me op de liefde van God, omdat Hij me bemint. De hoop die ons geschonken werd, scheidt ons niet van de anderen en brengt er ons evenmin toe hen in diskrediet te brengen of uit te sluiten. Het gaat daarentegen over een uitzonderlijke gave waarvoor we geroepen zijn de kanalen te zijn, met nederigheid en eenvoud, voor allen.
Daarom zal onze grootste trots die zijn: God als Vader te hebben, een God die geen voorkeur heeft, die niemand uitsluit, maar die zijn huis openstelt voor alle menselijke wezens, te beginnen met de laatsten en met die verst verwijderd zijn, want als zijn kinderen leren we elkaar te troosten en te steunen.
En vergeet niet: de hoop stelt niet teleur.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc