Een concilie in Mechelen?
Honderdvijftig jaar geleden vond het nooit voltooide Eerste Vaticaans Concilie plaats
Het aartsbisschoppelijke archief in Mechelen bevat nog vele geheimen. Op zoek naar wat er te vinden is over het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) stoten we op drie brieven van de toenmalige Mechelse aartsbisschop Victor-Auguste Dechamps (1810-1883) aan zijn confrater in Londen, Henry E. Manning, waarin Dechamps voorstelt om het toen opgeschorte concilie – definitief, zo bleek later – naar Mechelen te halen. „Ik weet niet wat de paus (Pius IX, n.v.d.r.) erover denkt, maar ik weet dat er in Rome ernstig wordt overwogen de Heilige Vader naar België te laten verhuizen en te resideren in het paleis in Mechelen”, schreef Dechamps. „(De aartsbisschoppen van, n.v.d.r.) Dublin en Baltimore zijn alvast gewonnen voor de voortzetting van het concilie in Mechelen.”
Met stille trom passeerde de honderdvijftigste verjaardag van het Eerste Vaticaans Concilie. Dat was nochtans de belangrijkste katholieke gebeurtenis van de negentiende eeuw. Het was dan ook van het midden van de zestiende eeuw geleden dat de hoogste kerkvergadering bij elkaar werd geroepen. Het concilie van 1870 kondigde de pauselijke onfeilbaarheid af, met als gevolg een bekrachtiging van het roomse centralisme.
De zowat zevenhonderd concilievaders kwamen samen tegen de achtergrond van de nakende val van de Kerkelijke Staten en van de grote conflicten tussen de Kerk en het liberale en moderne denken. De concilievaders waren het echter oneens over de pauselijke onfeilbaarheid. Een fractie van bisschoppen twijfelde aan de zin ervan, maar bij de stemming op 18 juli onthielden de tegenstanders zich. Volgens de Amerikaanse jezuïet John W. O’Malley is de katholieke Kerk zoals wij die vandaag kennen, en dus ook het Tweede Vaticaans Concilie (1961-1965), niet te vatten zonder een grondig begrip van wat er gebeurde in 1870. Algemeen gesteld werd de Kerk toen nog meer pausgecentreerd dan ze al was, zowel als ultramontaans.
Ultramontanisme (letterlijk ‘over de bergen’) is een opvatting waarin de [node:field_streamers:0] Kerk zich volmaakt onafhankelijk weet en zich aan niets en niemand laat binden, ook niet aan de burgerlijke overheid. Alle denken en moraal moeten bovendien op haar zijn georiënteerd en zij moet via alle mogelijke kanalen haar boodschap verspreiden. Het idee van een centralistisch bestuurde Kerk was in de kerkgeschiedenis een heuse nieuwigheid, gegroeid uit de talrijke bedreigingen die katholieken ondervonden. Pausen verwierven allengs een tot dan ongeziene autoriteit en werden heuse celebrity’s.
Mgr. Dechamps was voorstander van de pauselijke onfeilbaarheid. De internationaal befaamde Waalse redemptorist was immers een persoonlijke kennis van Pius IX. Die wilde de Nederlandsonkundige pater benoemen tot bisschop van het toen tweetalige bisdom Luik, maar dat was tegen de zin van de oude kardinaal Sterckx. Enkele jaren later, in 1867, benoemde Pius IX Dechamps... in Mechelen.
Tijdens het concilie onderschreef Dechamps de stelling dat de paus onfeilbaar is als hij ex cathedra (leerstellig) spreekt. Als aartsbisschop voerde hij de ‘romanisering’ van de Kerk in België door, zoals de invoering van de Romeinse boord. Met Dechamps kwam het katholieke réveil aan de macht. Het katholicisme zwenkte naar rechts en lag op ramkoers met de liberalen, maar het was ook een tijd van bloei. Overal werden kerken gebouwd of uitgebreid. Ons beeld van het rijke roomse leven dateert van toen.
Nadat Pius IX een compromis van de Italiaanse koning had verworpen, namen op 20 november 1870 Italiaanse troepen Rome in, op het Vaticaan na. Het concilie werd opgeschort, ook al was zijn werk niet af. Van Dechamps’ plannen om het in Mechelen te hervatten, kwam niets in huis, maar Manning en hij kregen in 1875 wel de kardinaalshoed voor hun inzet voor de pauselijke onfeilbaarheid. Het was wachten tot Johannes XXIII in 1958 besliste een Tweede Vaticaans Concilie bijeen te roepen. O’Malley spreekt dan ook van de „lange negentiende eeuw” die in de Kerk duurde tot de jaren 1960.