Doopheer met of zonder stola?
Doopselmandaat voor leken bestaat, maar wordt bij ons zelden toegekend
Vorige maand berichtte het Belgische Franstalige katholieke medium Cathobel over de beslissing van mgr. Felix Gmür, de bisschop van het Zwitserse Basel, om een doopselmandaat toe te kennen aan twee lekenpastores van de pastorale eenheid Leimental, in het canton Soleure. Volgens Cathobel lijkt het bisdom Basel, dat eerder dit jaar al regels opstelde voor het toekennen van doopselmandaten, daarmee duidelijk op weg om doopsels door leken verder uit te bouwen.
Wat is echter de kerkrechtelijke grondslag van dat mandaat? „Volgens artikel 861 van het kerkelijk wetboek is de gewone bedienaar van het doopsel de bisschop, een priester of een diaken”, zegt Rik Torfs, kerkjurist aan de KU Leuven. „Wanneer die echter verhinderd of afwezig is, kan een catechist of iemand anders die door de plaatselijke ordinaris voor die taak is aangewezen het doopsel geldig toedienen en in geval nood zelfs gelijk wie.”
Het canonieke wetboek spreekt dus enkel over het al dan niet geoorloofd toedienen van het doopsel. „Of het doopsel wel of niet geldig is, is een andere vraag”, zegt Torfs. „Anders is het bijvoorbeeld voor de biecht of de ziekenzalving. Uit de aard van die sacramenten volgt immers dat ze niet geldig door een leek kunnen worden toegediend. Het doopsel toedienen of een huwelijkssluiting kan tegelijk geldig en ongeoorloofd zijn.”
Vraag is dan natuurlijk hoe je die afwezigheid of dat verhinderd zijn van de reguliere bedienaar van het doopsel moet opvatten. „Toen het wetboek werd opgesteld, werd het zeker bedoeld als een uitzonderlijke maatregel”, meent Torfs. „Het begrip ‘afwezig’ lijkt echter te betekenen dat de bedienaar er gewoon niet is, bijvoorbeeld omdat hij op reis is, terwijl ‘verhinderd’ er veeleer op wijst dat hij het doopsel niet kan toedienen wegens andere verplichtingen. Natuurlijk ligt het voor de hand dat die begrippen door de ene ruimer kunnen worden geïnterpreteerd dan door de andere en dat er daarover discussie kan ontstaan.”<[node:field_streamers:0] br>In ons land worden doopselmandaten voor leken eerder zelden toegekend, en dat aan beide zijden van de taalgrens. Behalve het vicariaat Mechelen en Vlaams-Brabant, waar het slechts bij uitzondering gebeurt, verleent enkel de bisschop van Antwerpen dergelijke mandaten.
„Daartoe besliste de bisschop enkele jaren geleden omdat de situatie op het terrein het noodzakelijk maakte”, zegt Bart Paepen, bisschoppelijk vicaris voor het vicariaat Antwerpen. „Toch springen we er behoedzaam mee om. Wanneer het doopsel niet kan worden toegediend door een priester of diaken, kan de bisschop een mandaat geven aan een parochieassistent die door het bisdom werd aangesteld en een canoniek statuut heeft. We vinden het immers belangrijk dat de bedienaar van het doopsel een toereikende theologische en pastorale vorming genoot. Dat mandaat geldt bovendien maar voor een jaar. Daarna wordt de situatie dan opnieuw geëvalueerd.”
Momenteel hebben zowat 25 leken een doopselmandaat in het bisdom Antwerpen. „En dat aantal is behoorlijk stabiel”, zegt Bart Paepen. „Bij de aanvang van hun mandaat vragen we lekenbedienaars bovendien een bijkomende vorming te volgen die specifiek is gericht op het ritueel en op het sacramentele aspect van het doopsel. Het is allerminst de bedoeling de indruk te wekken dat het toekennen van een dergelijk mandaat vanzelfsprekend zou zijn.”
In de andere bisdommen in ons land lijken er geen plannen in die richting te bestaan. „In ons bisdom is de pastoor de eigenlijke bedienaar van het doopsel”, zegt Peter Malfliet van het bisdom Gent. „Hij kan die taak delegeren aan een meewerkend priester of een diaken. Wel zetten we al jaren in op een gezamenlijke doopselvieringen waarin verscheidene dopelingen tegelijk het sacrament ontvangen. Waar mogelijk pleiten we zelfs voor het toedienen van doopsels tijdens de eucharistie op zondag. Beide vormen maken immers duidelijk dat je door het doopsel wordt opgenomen in de geloofsgemeenschap.”