Elk stadje zijn kerk - Kolet Janssen [column]
In de stad waar ik woon, zijn er meer kerken dan frituren. Inmiddels zijn ze niet meer allemaal in functie, maar een mens vraagt zich toch af waarom die overvloed nodig was. Zelfs in een periode waarin iedereen naar de mis ging, hadden ze andere afspraken kunnen maken: meer vieringen, een kerk delen met een paar kloosterordes of parochies, een andere manier zoeken om je eerbied en godsvrucht te uiten dan nog maar eens een kerk te bouwen. Er waren toen ook beslist genoeg arme mensen, genoeg miserie en geweld dat eveneens om oplossingen vroeg.
In Italië is dat allemaal nog frappanter. In het kleinste middeleeuwse stadje staan met gemak zeven kerken, om ter prachtigst uitgedost met kleurig marmer, indrukwekkende beelden en schitterende schilderijen. Vaak was het een of andere machtige familie die zo haar stempel wilde drukken op de stad. Waarop een andere familie niet anders kon dan een nog rijker uitgerust gebouw neer te zetten.
Voor God was het beste nog niet goed genoeg, zo wilden ze je laten denken. Maar er speelden altijd andere motieven. En Jezus heeft de mensen nooit opgeroepen om op elke straathoek een kerk te bouwen.
Jezus heeft de mensen nooit opgeroepen om op elke straathoek een kerk te bouwen.
Het lijkt een uitzichtloos en lichtjes deprimerend verhaal. Maar dat is het niet. Want het mooie is, dat er in elk van die kerken kleine mensen zitten die bidden tot God. Die hun hart openen voor Maria en vragen om zegen en moed om hun leven te leiden, dag na dag. Al die mensen van goede wil houden de geest van het goede levend en proberen met vallen en opstaan barmhartigheid, mildheid en vergevingsgezindheid in praktijk te brengen. Het is bijna een wonder.
Hadden we daar zoveel kerken voor nodig? Wellicht niet. Maar nu ze er eenmaal staan en zolang ze nog open zijn, kunnen we ze beter gebruiken waarvoor ze kunnen dienen. Want God weet dat we die zachte waarden meer dan ooit nodig hebben in onze wereld.