Elke tijd heeft zijn 'Hongaartjes'
Elke tijd heeft zijn eigen vluchtelingen en zijn eigen weerstand daartegen.
Dat viel me op toen ik de tentoonstelling De Hongaartjes bezocht in het KADOC in Leuven. Meer dan twintigduizend Hongaarse kinderen verbleven in de jaren 20 van de vorige eeuw een aantal maanden in een Belgisch gezin om aan te sterken. Dat gebeurde met de beste bedoelingen en werd mee georganiseerd door de katholieke kerk, die via de preekstoel mensen warm maakte om hun gezin open te stellen.
In onze tijd zou geen zinnig mens het in zijn hoofd halen om massaal kinderen een half jaar of langer van hun ouders te scheiden, ook al was de thuissituatie onhoudbaar. Toen lag het anders en werden eten, kleding, onderdak, hygiëne en onderwijs als doorslaggevend beschouwd: als je dat kon bieden, zou zo’n kind daar alleen maar van profiteren. In veel gevallen kregen de Hongaarse kinderen er ook een grote dosis Vlaamse liefde bovenop, al kon dat hun heimwee en het verlangen naar thuis niet echt wegnemen.
Sommigen kwamen opnieuw en opnieuw, en soms bleven ze voorgoed hier. Zo groeiden er vele banden tussen België en Hongarije.
Nu komen vluchtelingenkinderen met hun gezin naar hier. Daardoor worden ze meteen een stuk minder 'aaibaar'.
Gelukkig hoeven deze kinderen niet ook nog eens hun ouders te missen, nadat de rest van hun wereld zo radicaal in duigen viel. Al zal het iets langer duren voordat ze Nederlands spreken.
Decennialang brachten buitenlandse kinderen wat meer kleur in Vlaanderen. Via acties zoals die van de Hongaartjes of via buitenlandse adoptie. Nu zijn er andere kansen. Het Erasmusprogramma bijvoorbeeld, waarbij studenten een semester lang in het buitenland gaan studeren, heeft al in veel gezinnen voor diversiteit gezorgd.
De aanvankelijke angst om de Litouwse (of Spaanse, of…) schoonzoon in spe slaat vaak om in een verrijkende en warme band met een ander land.
Misschien worden Syrië, Irak en Afghanistan ook ooit op die manier ‘een beetje van ons’.