Van Fleurus via Gent naar Orval: maak kennis met broeder Gabriel
Ons gezin in Lisieux, geen vuiltje aan de lucht. Met oma natuurlijk, die kende het Franse bedevaartsoord als haar broekzak. Ze bewonderde la petite Thérèse en bracht die verering moeiteloos op mij over. Als ik aan Theresia denk, zie ik mijn oma, en omgekeerd. Het waren de 2 heldinnen van mijn kindertijd. Mijn wereld was nog niet veel groter dan een speeltuin.
Hoe mijn wereld instortte
Fleurus had niet veel speeltuinen. Het stadje op een steenworp van Charlerloi bood een trieste aanblik. Achter heel wat deuren in de straat school armoede. Ook bij ons was het leven noodgedwongen eenvoudig, al hadden we niets tekort. Vader verdiende goed zijn boterham in de chemie-industrie, moeder was thuis voor mij en mijn stiefzus.
Aan dat leven zonder grote vraagtekens kwam abrupt een einde toen mama ernstig ziek werd. Haar leven hing aan een zijden draadje, en ik - 16 jaar - was ervan overtuigd dat ze ging sterven. Als God bestond, was dit het moment om reddend tussenbeide te komen.
Ik wachtte en zag mama achteruitgaan. God vond het blijkbaar niet de moeite om in te grijpen. Dat vond ik ronduit verbijsterend.
Een rebelse tiener was ik zeker niet. Thuis voelde ik zelden de neiging om te revolteren. Maar als het had gekund, klapte ik toen keihard de deur toe in Gods gezicht. Zo vanzelfsprekend als Hij altijd was geweest in mijn kindertijd, zo absoluut was nu mijn breuk met Hem. Ik nam heel bewust en chagrijnig het besluit om niet meer te bidden. Het enige wat die van daarboven nog van mij kon krijgen, was mijn rug.
Hij bleef mij nog een tijdlang nakijken, dat wel. Maar langzaam verdween Hij dan toch uit mijn bewustzijn.
Toen mama tegen alle verwachtingen in genas, dankte ik de dokters. God had er niets mee te maken. Hoe kon het ook? Wat had ik mezelf wijs gemaakt! Ik was nu overtuigd atheïst.
Ik was een behoorlijk goede student en het was tijd om uit te breken. Uit het ingedommelde Fleurus, het avontuur tegemoet. Om me het Nederlands meer eigen te maken, schreef ik me in voor een herhaling van het 6de middelbaar in de Sint-Bavohumaniora in Gent. Het was een mooie tijd. Ik werd hartelijk opgevangen en had snel vrienden. Nog altijd vind ik Gent de mooiste stad van het land.
Na een lange zomervakantie dook ik vol zelfvertrouwen het studentenleven in. Namen, here I come! Ik was vast van plan te genieten van al wat op mijn pad kwam.
En dat boeiends diende zich snel aan: koketterende meisjes, bier met sloten en meer van dat fraais. Echt verwonderlijk was het niet, toen het jaar eindigde met een grote flop.
Economie bleek niets voor mij. Dan maar rechten. Opnieuw een jaar feesten! Na een tijd begon het uit de hand te lopen. Ik wil je de details besparen, want fier ben ik er niet op en het heeft geen zin om teveel stil te staan bij dwaasheden uit het verleden. Weer kreeg ik op het einde van het jaar de rekening gepresenteerd. En dat kwam hard aan, want ik had eigenlijk nog nooit echte mislukkingen meegemaakt, laat staan 2 op een rij. Wat bleef er nog over van die beloftevolle student?
Ben ik vervloekt?
Langzaam bekroop me een leeg gevoel, dat zich almaar minder liet verdringen door pepmiddelen. Ik walgde van mezelf als ik zag hoe ik met vrienden en vriendinnen omging. Alles was zo kortstondig en betekenisloos. In de spiegel zag een klootzak en een loser. Wat had ik terecht gebracht van alle kansen die ik gekregen had? Ook thuis lag ik met iedereen overhoop, een echte ramp. Ik zag de zin van het leven niet meer in. Ik had geen richting, geen doel. Waarvoor diende ik eigenlijk?
Terwijl ik zo in zak en as zat, bekroop me de herinnering aan mijn leven met God. Die gelukzalige kindertijd, toen alles vanzelfsprekend en goed was. Waar zou ik beland zijn als die breuk er niet was geweest? En hoe zou het leven met hem eruit zien als volwassene?
Ik begon mij te informeren, vooral via het internet, en verkende filosofieën in alle richtingen. Via een kennis kwam ik op het spoor van een jonge priester. Al chattend kon ik mijn vragen bij hem kwijt. En mijn eerste vraag was: Ben ik vervloekt?
Echt, ik was ervan overtuigd dat er een zwaar oordeel over mij geveld moest worden. Dat was ook het beeld dat ik had van de kerk: een oordelend instituut.
Je moest de kranten er maar eens op nalezen. Veel van de kritiek in de media leek me terecht. Voor de scheiding van mijn vader en zijn nieuwe relatie met mijn moeder was de kerkelijke leer trouwens ook niet mild… En wat te denken van het standpunt over homoseksualiteit?
De zachtheid in de antwoorden van de priester verwonderde mij, de verloren zoon. Op een dag baden we samen.
Je kon proeven hoezeer hij die Vader van hem liefhad en zich bemind voelde...
Beeld je in: op een fuif dans je met bier in de hand een oude bekende tegen het lijf. Van je handen maak je een trechter en je brult recht in het oor. En dan eindigt het gesprek met een date bij een gebedsgroep.
Zo was het dus via een voormalig Gents klasgenootje dat ik bij Saint-Damien belandde, een studentengroep van een jonge kloostergemeenschap in de buurt, de Tibériade.
De weg terug
Ze waren met een 30-tal. In kleine groepjes wisselden ze uit over een bijbeltekst. Niet meteen de meest toegankelijke: iets uit de Apokalyps. Het einde van de wereld.
Hoe vaak ik dat bijbelboek ook herlees, ik vind de passage nooit exact terug zoals ik ze toen begrepen heb. Wellicht omdat wat ik toen inzag, niet precies was wat er stond. Hoe dan ook, ik had het gevoel dat die tekst mijn eigen leven beschreef. De zin die bij mij jaren later blijft hangen, is: Kom, en ik geef je een leven dat zin heeft en liefdevol is.
Die avond kreeg ik dus een antwoord op mijn vraag hoe het leven zou kunnen zijn met God. En ik capituleerde: Oké, ik wil weer met je praten.
Enige tijd later waren we weer bijeen met de groep. Voor een aanbidding deze keer. We zaten allemaal in stilte voor het uitgestald sacrament, verzonken in gebed en meditatie. Mijn hart zwol van ontroering. Ik dacht dat het zou ontploffen! Het was alsof God me zei: Ik houd van jou op een oneindige manier, met alles wat je aan goed of kwaad gedaan hebt.
Pas toen drong het goed en wel tot me door waar geloven over gaat. Diep in mezelf ontdekte ik dat God meer van me houdt dan gelijk wie ooit zou kunnen.
Wat ik in mijn kindertijd zo vaak in homilies had gehoord, werd werkelijkheid in vlees en bloed. Hij, mijn Vader, ontving mij met open armen. Vanaf dat moment wist ik dat ik daar een persoonlijk antwoord op kon geven. Geen andere relatie zou mij ooit meer voldoening kunnen schenken.
Vrijgezel om te slagen
Het daarop volgende academiejaar besloot ik vrijgezel te blijven tot aan het einde van mijn studies. Ik moest en zou slagen deze keer. Op een christelijke peda oefende ik me in een gemeenschapsleven met gebedstijden en in de broederlijke omgang met vrienden en vriendinnen. Gaandeweg ontdekte ik dat het celibaat me als mens verrijkte. Het leek me door God geschonken en helemaal niet triestig.
Toen ik dat jaar geslaagd was, vroeg ik de priester van de gebedsgroep om me te begeleiden naar een goede levenskeuze. Ik dacht aan een religieuze gemeenschap, maar wist begod niet welke. Omdat ik niet veel geld had voor een buitenlandse retraite, zocht ik het internet af naar een Belgische abdij waar ik een week kon gaan meeleven. De website van de abdij van Orval bood een aantrekkelijk beeld: helder en duidelijk.
Tja, zo gaat dat met ons, jongeren. Je website is je gelaat, zo zien wij dat.
Je website is je gelaat - broeder Gabriel
Het is toch normaal dat je wil weten waar je naartoe gaat? Maar ter plaatse was ik ontgoocheld. De broeders waren net in rouw. Als buitenstaander kon je alleen het getijdengebed meemaken. Verder ving je geen glimp op van het leven achter de kloostermuren. Enkel met de novicenmeester had ik even contact. Hij nodigde me uit voor een monastieke midweek.
En toen sloeg de vonk wel degelijk over. Ik praatte met een broeder die al 50 jaar in deze gemeenschap leefde. En toch gelukkig was! Ik kon alleen maar denken: zo wil ik ook zijn als ik oud ben.
Intussen was ik 22 en zat ik in mijn 2de jaar rechten in Namen. Ik was bereid alles op te geven om in te treden. Maar dat zag de gemeenschap toch wel even anders. Ze vroeg me mijn studies verder te zetten en in de weekends mee te leven, om zo gaandeweg het charisma van de trappisten en het broederleven te ontdekken.
Nu snap ik wel hoe belangrijk het was om mijn bekering te laten rijpen, om afstand te nemen van het emotionele moment en het verstand te laten spreken. Een jezuïet gaf me alle mogelijke argumenten om niet te kiezen voor een religieus leven. Hij heeft me uiteindelijk vooral gekalmeerd.
Met jongeren in gebed
4 jaar later kon ik mijn keuze in alle vrijheid maken, nu alweer bijna 2 jaar geleden. Ook al beangstigt het vooruitzicht van definitieve geloften me soms een beetje, ik voel dat ik hier kan groeien in trouw en liefde.
Inmiddels ken ik de imperfecties van mijn oudere broers (en zij de mijne). Op een of andere manier stellen die me gerust. Ook zij zijn mensen.
Een keuze maken voor de rest van je leven, is geen kinderspel. Maar ik heb groot vertrouwen in deze gemeenschap. De broeders weten echt hoe ze iemand moeten ontvangen en ze doen het met grote zachtheid.
Het evangelie is echt een verhaal van relaties. Als je God ziet als iemand die vanuit de hemel streng toekijkt op al je doen en laten, dan is het moeilijk om je niet te verbergen. Maar als je ervan uitgaat dat Hij sowieso alles weet en dat zijn barmhartigheid alles overstijgt, dan durf je loslaten en vertrouwen. Dan laat je je kennen en beminnen.
Ik ben in deze gemeenschap veruit de jongste, maar in de zomer vindt hier jaarlijks een jongerenretraite plaats. Ook uit Vlaanderen komen dan heel wat jongeren met ons meeleven. Ik ben heel blij dat ik die groep mee mag verwelkomen. De abdij transformeert dan altijd een beetje. De officies zijn dan 2-talig en er is veel meer ruimte voor ontmoeting en uitwisseling. En zelfs voor ontspanning ‘s avonds.
Ik zou zeggen: Kom en zie.
Ontdek de jongerenretraite OJP op de website van de abdij van Orval.