Ga jij naar dat uitschot? Euh, ja.
Op 6 november bidt de wereldkerk op vraag van paus Franciscus voor het zesde werk van Barmhartigheid: de gevangenen bezoeken. De aalmoezeniersdienst van de gevangenis van Antwerpen organiseert een wake in de Sint-Joriskerk om 15 uur. Lees het getuigenis van Malou Eelen (1946), die in 1986 voor het eerst een familie van gedetineerden ontmoette in de gevangenis van Merksplas. Later werd ze er aalmoezenier. Sinds 2007 werkt ze in de gevangenis van Antwerpen, zeg maar de Begijnenstraat.
Ken je het verhaal uit de Handelingen van Filippus en de Ethiopiër? Dat verhaal heeft me altijd sterk aangesproken. Hoe de engel Filippus naar die man zendt daar beneden, die hem vraagt om uitleg bij de Schrift. Ze gaan samen onderweg, Filippus luistert, ze worden vrienden en gaan samen het water in, waar Filippus de Ethiopiër doopt. Een geweldig moment.
Zelf ervaar ik mijn werk in de gevangenis ook als een zending naar concrete mensen: Ga naar die man, die vrouw op cel.
Het is niet iets wat ik uit mezelf zou kunnen. Ik voel me echt gezonden door de Geest.
En net zoals de wegen van Filippus en de Ethiopiër zich scheiden, moet ook ik de mensen die ik in de gevangenis ontmoet, uiteindelijk weer loslaten.
‘Jij gaat toch mee binnen, he?’
Mensen van hun vrijheid beroven, hen opsluiten: het stoot me tegen de borst. Bij het binnenkomen worden gedetineerden letterlijk uitgekleed. En vanaf dat moment zitten ze 22 uur op cel en moeten ze alles vragen. Er zijn meer vragen dan antwoorden en een groot gevoel van verlatenheid.
Bij de ondervragingen hebben ze zich vaak niet kunnen uitspreken, dat geeft hen een onzeker gevoel. Bij ons, de pastores, mogen ze heel hun verhaal doen, zonder onderbroken of afgewezen te worden.
Aalmoezenier zijn is allereerst luisteren, er zijn, en proberen de zinloosheid van het opgesloten zijn te doorbreken: deze mens is mijn mede-mens, mijn naaste, een kind van God, waar ik zorgzaam mee omga.
Je hoort wat op cel: hartverscheurende verhalen. Ik ben een gevoelsmens. De verhalen, het lijden en het verdriet dat ik hoor in de gevangenis, raken me ook persoonlijk. Ik neem dat mee. Dat is ook normaal: als ik me niet zou laten raken, zou ik deze mensen ook niet nabij kunnen zijn. Als ik een cel betreed, heb ik immers alleen mezelf, met heel mijn wezen, om de mens in die cel bij te staan. Ik bid dan vaak om bijstand van de Heilige Geest: 'Jij gaat toch mee binnen, he?'
Barmhartigheid
Ik ben heel dankbaar dat ik van thuis uit gesteund wordt door mijn man en kinderen. Ik kan er op verhaal komen en ook bij collega’s mag ik al eens iets vertellen. Dat houdt het dragelijk. De gevangenis heeft me als mens veranderd: ik zal niet zo snel oordelen over mensen, heb meer geduld dan vroeger. Ik ben milder geworden.
Iedereen draagt kwetsuren met zich mee. Ik ook. Barmhartigheid is voor mij de pijn en de last van mensen mee dragen. Dat beperkt zich voor mij niet tot de gevangenis: ik ervaar dat mensen, ook vreemden, me gemakkelijk aanspreken en me hun zorgen toevertrouwen. Dat kan overal gebeuren: thuis, tijdens een bezoek op cel, aan de tramhalte, ergens onderweg.
Wieg
Het is een boutade, maar waar je wieg staat, bepaalt vaak hoe je leven loopt. Als je geen warme thuis hebt gehad, zijn je kansen om het te maken in onze samenleving al bij voorbaat beperkt. Omgekeerd heb ik in de gevangenis ook mensen ontmoet die uit een rijk gezin kwamen, maar die nooit ouderliefde hebben gekend omdat hun ouders er nooit voor hen waren.
Geïnterneerden in de gevangenis zijn de vergeten groep. Die mensen brengen niets op, zijn ook niets in de ogen van sommigen. Vaak gaat het om intrieste verhalen van mensen die al van jongs af geplaatst zijn. Ze krijgen ook niet de verzorging waar ze recht op hebben. In het Merksplas van de jaren negentig zag ik schrijnende taferelen. Gelukkig is de situatie sindsdien fel verbeterd, maar het probleem van geïnterneerden in de gevangenis blijft acuut.
Onmacht
Als ik een tijd lang ben weggebleven, kom ik met een klein hartje terug naar de gevangenis. Dan is het altijd weer even wennen. Soms ervaar ik ook een gevoel van onmacht. Zeker wanneer gedetineerden mij vragen iets voor hen te doen: kleding bezorgen, mensen contacteren, telefoonkrediet regelen, enzovoort. Als pastor kan ik daar veelal niet op ingaan, maar als ik de volgende keer in die cel kom, word ik er wel op aangesproken: ‘Heb je al iets kunnen doen?’
Getuigen
Ik hecht veel waarde aan voorgaan in een gebedsviering in de gevangenis. Het schept een andere band met de mensen wanneer je wat je hoort gedurende de week op zondag biddend bij God mag brengen.
Gedetineerden vragen ook regelmatig voor hen of hun familie te bidden.
De Bijbel is een spiegel van ons leven, waarin we herkenning en oriëntatie vinden, ook in de gevangenis.
Als ik mag, getuig ik ook graag buiten de muren over de mensen en het leven in de gevangenis. Ik vind het belangrijk dat mensen beseffen dat gedetineerden ook mensen zijn, voor wie vele deuren zich sluiten op het ogenblik dat de gevangenispoort voor hen open gaat. De reacties zijn niet onverdeeld positief: sommigen, ook kerkmensen, vinden dat ik mijn tijd besteed aan mensen die dat niet verdienen.
‘Ga jij naar dat uitschot?’, klinkt het soms. Maar dergelijke opmerkingen ontmoedigen me niet. Integendeel: ze bevestigen mij in mijn vastberadenheid om me te blijven inzetten.
Opgetekend door Kris Somers
- Ontdek alle activiteiten in Vlaanderen naar aanleiding van de oproep van paus Franciscus om rond 6 november het Jubileum van Barmhartigheid te vieren met en voor gevangenen.