Gasthuis zonder zusters
Na meer dan acht eeuwen verlaten zusters hun ziekenhuis
De gasthuiszusters-augustinessen drukten hun stempel op de geschiedenis van Lier en zeker op de geschiedenis van de zorg in de stad. Het klooster op de site van het huidige Heilig-Hartziekenhuis wordt gesloopt en omdat er geen andere plaats beschikbaar is, verhuizen de overgebleven zusters naar het ontmoetingshuis van hun congregatie in het nabijgelegen Kessel. Telde het klooster in 1966 nog 280 zusters, dan blijven er tegenwoordig nog iets meer dan tien over om de verhuizing mee te maken.
De geschiedenis van de gasthuiszusters in Lier gaat terug tot de twaalfde eeuw. Bedevaarten naar het graf van de heilige Gummarus brengen veel volk naar wat oorspronkelijk een bescheiden nederzetting is aan de samenvloeiing van Grote en Kleine Nete. De bedevaarders hebben na een soms moeilijke tocht vaak nood aan zorg. Omstreeks 1130 richten enkele vrome mannen en vrouwen onder het goedkeurende oog van de kanunniken van Sint-Gummarus een zogenoemd gasthuis op aan de rand van de stad. Dat profileert zich meteen als een religieus alternatief voor de profane stedelijke hospitalen. Het gasthuis richt zich op de opvang van bedevaarders en vooral op de zorg voor armen. Onder druk van de kerkelijke overheid evolueert de groep leken in 1236 tot een kloostergemeenschap met een tiental religieuzen en wijzigt de naam in Onze-Lieve-Vrouwgasthuis.
In 1255 kiezen de bewoners van het klooster – op dat moment drie mannen en zeven vrouwen – ervoor de regel van Sint-Augustinus aan te nemen. De broeders staan in voor het geestelijke welzijn van de patiënten, de zusters voor de praktische organisatie van de zorg en de eigenlijke zorgtaken.
Aan het begin van de vijftiende eeuw doopt de congregatie, die ondertussen enkel nog uit vrouwen bestaat, het pand om tot Sint-Elisabethgasthuis. Met die naamswijziging geven de zusters aan dat ze zich nog meer op de armen willen richten.
Vanaf de zestiende eeuw kent de geneeskunde een nieuw elan en moet ook de zorg in gasthuizen en hospitalen zich daarnaar voegen. Voor het Sint-Elisabethgasthuis lijkt dat zonder al te veel problemen te gebeuren. [node:field_streamers:0] De artsen die er werken hebben geen klachten over het werk van de zusters. Hun faam is zo groot, dat enkele zusters in 1605 naar Turnhout worden gezonden om daar in het lokale gasthuis orde op zaken te stellen.
De overheersing van de Oostenrijkers en vervolgens de Franse bezetting houden grote veranderingen in voor de kloostergemeenschap. In 1796 beslissen de Fransen dat het ziekenhuis een openbare instelling wordt en mogen de zusters niet langer hun habijt dragen. Door zich voor te doen als lekenverpleegsters, voorkomen de Lierse gasthuiszusters dat ze uit hun klooster worden verdreven zoals in vele andere steden gebeurde.
Pas na het ontstaan van België kan de congregatie zich opnieuw ontwikkelen en begin twintigste eeuw telt ze meer dan 250 leden. In 1873 verhuizen de zusters naar de locatie waar zich vandaag nog steeds het ziekenhuis bevindt en in 1907 openen ze vlak ernaast het Heilig-Hartziekenhuis, een privé-instelling. De terugval van het aantal religieuzen in de tweede helft van vorige eeuw noopte de zusters ertoe almaar meer leken toe te laten in het beheer van de ziekenhuizen die in 1998 fuseren tot Heilig-Hartziekenhuis.
In 2005 dragen de zusters hun volledig onroerende patrimonium kosteloos over aan het ziekenhuis. In de overdrachtsakte laten de gasthuiszusters een aantal voorwaarden opnemen. „De overnemer moet zijn activiteiten steeds uitvoeren in overeenstemming met de evolutie van de bejaardenzorg en de gezondheidszorg, doch onder formeel verbod opties te kiezen die indruisen tegen de geest, de principes en de fundamentele opties van de overdrager, namelijk de eerbied voor de mens en voor het leven in een christelijke inspiratie, denken en moraal”, luidt het in de tekst.
„Het ziekenhuis verbindt er zich toe om ook na het vertrek van de gasthuiszusters het heil van de patiënt centraal en boven alles te stellen” stelt Rik De Langh, voorzitter van de raad van bestuur, de gasthuiszusters gerust tijdens het afscheid. „Uw eeuwenoude erfenis van christelijke medemenselijkheid, hulpvaardigheid en respect voor de menselijke waardigheid zal niet verdwijnen.”