Geloof je in God? Hier is het begin van mijn antwoord (#1)
Geloof je in God?, vragen mensen me soms. Tot voor kort kneep mijn keel plotsklaps dicht als ik deze vraag hoorde. Niet omdat ze niet relevant was of omdat ik er geen zinvol antwoord op had, integendeel. Maar omdat ik wist met welke verbijstering mijn gesprekspartner mogelijk zou achterblijven als ik eerlijk zou antwoorden. Hoe is het mogelijk, in deze tijd nog? Geloven in zo’n opperwezen in de hemel, blindelings geloofsstellingen voor waar aannemen en opdreunen op zondagmorgen in de kerk. Het is bijna romantisch. Maar zeg eens, we hebben de verlichting toch al gehad?
Lang kreeg ik het niet uit mijn keel, dat ik christen ben.
Als kind ging het nochtans natuurlijk. Met mijn ouders ’s zondags in de vroegte naar de ochtendmis in het dorp. De plechtige rituelen intrigeerden me, ze vervoerden me naar een andere verheven wereld. Maar ook begrippen als liefde, rechtvaardigheid, vrede, verzoening klonken als muziek in de mijn oren.
Zodra ik er de leeftijd voor had, stond mijn besluit dan ook vast. Ik wilde misdienaar worden, verkondigde ik aan mijn ouders. En zo geschiedde het. Ik struikelde weleens over mijn kleed en het belletje rinkelde al eens te vroeg, maar ik was apetrots elke zondag deel te mogen uitmaken van dit gebeuren. Het liefst deed ik de vroege dienst van 8 uur ’s morgens. Mijn zussen vonden het maar niets.
Kattenkwaad
Ondanks mijn zondagse vroomheid, aan kattenkwaad geen gebrek. Achter ons huis in het dorp lag het kerkhof. Als ik op het stapelhout klom en mijn blik onder het golfplaten dak door naar buiten liet glijden, kon ik kerkhofgangers bespieden. Met mijn nicht jaagden we hen soms de stuipen op het lijf door plots een schelle stem te laten weerklinken of lukraak een steentje uit te werpen. We daagden elkaar uit onze grootste angsten te overwinnen door geesten op te roepen in het houthok vlak naast het kerkhof. En dan als uiterste beproeving, als het al donker was, alleen het kerkhof oplopen, zo dicht mogelijk tot aan het kruis op de berg achteraan wandelen. Zover gaan als je durfde tot je het bijna in je broek deed van de schrik. En dan buiten jezelf zonder stoppen gillend weer naar huis lopen!
Geloof je in God?
Als je het me als prille twintiger gevraagd had, had ik waarschijnlijk negatief geantwoord.
Interesse voor religie had ik wel, zelfs als tiener kon ik de beruchte godsdienstlessen op school wel smaken. Maar hoewel ik zoekend was en verlangde naar meer zingeving, zag en zocht ik geen enkel heil in de Bijbel of de Kerk voor mijn eigen leven.
Al bloemlezend tastte ik het spirituele en esoterische aanbod af.
Van zenmeditatie en mindfulness tot soefistische meditatie, het fascineerde me mateloos, maar nergens voelde ik mezelf echt thuiskomen. Een gevoel van vervreemding overviel me vaak als de eerste fascinatie haar hoogtepunt bereikt had.
Ramadan
Halfweg mijn twintigerjaren. Sinds de ramadan begon, was het eenzaam stil in de eetruimte op het werk. De middagzon brandde, terwijl ik gauw mijn broodje binnen stak. Terug op kantoor trof ik mijn Turkse collega aan die zich stilletjes bezighield voor de computer. Wat doet het met je om op zo’n extreem moeilijke wijze te vasten? Met een zachte blik in de ogen wikte ze haar woorden.
Het helpt me om me terug bewust te worden van mijn verlangens en mijn gedrag, zowel fysiek als geestelijk. Het leert me terug controle te krijgen over mezelf, over hoe ik leef, en wat ik doe en zeg. Het doet me ook aan den lijve ondervinden wat mensen die hongerlijden dagelijks ervaren. Het vasten maakt me dankbaar voor elke druppel water die ik drink, voor elke maaltijd die ik eet. Gretig verslond ik haar antwoord.
'Hoe vasten jullie als christenen?', klonk het vervolgens, waarop ik in een peinzend stilzwijgen verviel.
Ten gronde uitgedaagd en geprikkeld door de manier van leven, denken en zijn van mijn moslim collega’s, wilde ik volwassen antwoorden vinden op de vragen die ik me over het christendom was beginnen stellen. Als moslims islam zo authentiek kunnen doorleven, als het hun leven op zo’n louterende manier richting kan geven, dan kan het toch niet anders dan dat het christendom ook die spirituele rijkdom omvat?
Ik zou naar de vroege wortels van het christendom op zoek gaan, maar niet zonder de islam!
Met de rugzak voor twee maanden naar een klooster in de woestijn in Syrië vertrekken, klonk avontuurlijk voor mijn familie en vrienden. Ik kwam er mee weg zonder al te veel bezorgde diepgaande zingevende vragen.
Tocht door de woestijn
Maart 2009. Daar zit ik dan. Worstelend met mijn geloofs- en zingevingsvragen in het midden van de Syrische woestijn, ondergedompeld in een religieuze context die het me vaak benauwd doet krijgen. Op elke vraag een religieus antwoord. Iedereen overtuigd, behalve ik! Vaak wou ik het liefst gewoon hard weglopen, maar ik was speciaal hiervoor naar hier gekomen.
Waarom eigenlijk, wat dacht ik dan te vinden? De vraag kwelde me.
Toch telkens weer met de anderen het kerkje in, ondanks de weerstand, ondanks de onrust die ik moedig probeerde uit te zitten. Waar gaat dit allemaal om?
De kloostergemeenschap was in volle vastenperiode. Ieder vastte op zijn eigen manier. Je moet net dat laten wat je het meest beproeft, klonk het. Na 13 jaar intensief roken, besloot ik de proef op de som te nemen en het roken – uiteindelijk en tot mijn grote ontsteltenis - definitief achterwege te laten.
Barst in mijn weerstand
De Goede Week brak aan. Het klooster vulde zich met Syriërs van alle strekkingen en uithoeken van het land. De lengte van de diensten werd aanzienlijk langer. Plotseling liep ik samen met vele anderen in de woestijn met palmtakken achter een ezeltje dat statig zijn rol vervulde en Jezus Jeruzalem liet binnenrijden. Ik was mee op het kerkhof waar Jezus gekruisigd werd en liep mee in de stille optocht naar het kerkje waar we uren samen zaten rond het in kaarslicht badend kruis.
De langzaam voortkruipende minuten maakten me week, te week voor weerstand.
En voor ik het wist, werd ik overmand door een diep gevoel van rouw. Waarom rouw ik?, prangend drong de vraag zich op. Verward en vol schaamte glipte ik zodra ik kon bijna geruisloos uit de massa naar mijn kamertje. Tranen sijpelden door de diepe barst die mijn weerstand zojuist in twee gekliefd had.
Nog steeds licht verlamd na een emotioneel bewogen nacht was ik de volgende ochtend getuige van de feestvreugde die losbarstte op het terras van het klooster: Jezus is verrezen! Verweesd mengde ik me onder de uitgelaten massa. Hoewel ik voelde dat er iets wezenlijks in me veranderd was, bleef de geloofskloof in gesprekken even groot.
Mijn van logica doordrenkte verstand dat mijn altijd nieuwsgierige geest strak in de hand bleef houden, had geen idee wat me overkomen was.
Waarom huilde ik om Jezus’ dood? Die hele lijdensweg nagebootst in een zonder meer Bijbels woestijnlandschap maakte dat het plots allemaal zo reëel werd! Maar wat is dan reëel geworden?
Verder op weg
Mijn zoektocht ging door, onophoudelijk, intenser nog. Ik moest wel, want een niet meer te onderdrukken verlangen begon vanaf die dag mijn leven beetje bij beetje binnenstebuiten te keren…
Wordt vervolgd.