Geloof, hoop en liefde
Mijn schoonmoeder had een hangertje met daaraan een kruisje, een hartje en een anker. Geloof, hoop en liefde, herhaalde ze telkens weer. Hoe ouder ze werd, hoe meer belang ze aan dat drietal hechtte. Ik knikte meestal beaat als ze erover begon, maar het raakte me toen niet echt.
Ook bij Paulus kwam ik de ‘grote drie’ tegen.
‘En de liefde is de grootste’, verkondigde hij en dat was ik in die tijd – begin twintig en smoorverliefd – helemaal met hem eens. Dat ze niet zonder elkaar kunnen bestaan, begreep ik (nog) niet en ik was er ook niet mee bezig.
Inmiddels kom ik de drie vrienden dagelijks tegen, als oude bekenden. Wat zou ik zijn zonder geloof, hoe wankel soms ook, in een God die ons vasthoudt en oproept? Mijn hoop en vertrouwen zijn het antwoord op zijn uitnodiging en helpen me om overal de onverwoestbaarheid van het goede te zien. En de liefde is de onontbeerlijke saus die nodig is om plooien glad te strijken, om mezelf en anderen te vergeven, om telkens opnieuw te proberen, om te weten dat elke gebrekkige poging er toch toe doet.
Geloof, hoop en liefde, wie zou er zonder kunnen?
Wie kan er zonder een of andere grond onder de voeten? Zonder uitzicht en hoop op vrede en rechtvaardigheid? En vooral, hartverscheurend verschrikkelijk onmisbaar, wie kan er zonder liefde? Graag gezien zijn en mensen graag zien, het doet ons hart slaan en ons bloed stromen. Liefde is onuitputtelijk: hoe meer mensen je graag ziet, hoe groter je liefde wordt.
Liefde laat zich niet verdunnen, maar blijft altijd even krachtig, als een bron die niet opdroogt.
Je bent in je leven nooit klaar met de ‘grote drie’. Ook wie ze cadeau krijgt als kind of later in het leven, heeft er de handen aan vol om ze tot hun recht te laten komen. Het lijken wel Lego basisdozen: je kunt er telkens weer iets nieuws en moois mee bouwen.
Ik weet niet waar het hangertje van mijn schoonmoeder is gebleven. Maar ik begrijp steeds beter waarom zij er zo aan gehecht was.