Geloven is vertrouwen op God en instemmen met zijn plannen
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Onder vrouwenfiguren die het Oude Testament beschrijft, valt die van een grote heldin van het volk op: Judit. Het Bijbelse boek dat haar naam draagt, beschrijft de indrukwekkende militaire campagne van koning Nebukadnessar. Hij regeerde in Ninive en breidde het gebied van het keizerrijk uit door de omliggende volkeren te verslaan en te onderwerpen. De lezer begrijpt dat men te doen heeft met een grote, onoverwinnelijke vijand die dood en vernieling zaait en die zelfs tot in het Heilig Land komt en het leven van de kinderen van Israël bedreigt.
Als het vertrouwen op God is verdwenen
Het leger van Nebukadnessar, onder leiding van generaal Holofernes, sloeg het beleg op voor Betulia, een stad in Judea, waarbij de waterbevoorrading werd afgesloten om zo de weerstand van de bevolking te ondermijnen. De toestand wordt zo dramatisch dat de bewoners van de stad zich tot de oudsten wenden en hen vragen zich aan de vijand over te geven. Ze spreken wanhopige woorden: Nu komt niemand ons te hulp. Integendeel, God heeft ons in hun handen overgeleverd en laat ons voor hun ogen van dorst omkomen en jammerlijk ten onder gaan. Roep ze dus en geef de stad over als buit voor het volk van Holofernes en heel zijn leger. (Jdt 7,25-26). Het einde lijkt onvermijdelijk. Het vertrouwen op God is verdwenen (…)
Hoe vaak komen ook wij in grenssituaties waarin ook wij ervaren geen vertrouwen meer te hebben in God. Dat is een kwalijke bekoring!
Paradoxaal heeft het er de schijn van dat men, om aan de dood te ontsnappen, zich moet overgeven aan wie doodt. Ze weten dat de soldaten de stad zullen brandschatten, de vrouwen als slavinnen zullen nemen en alle anderen zullen doden. Dat is echt “de grens”.
Flauwe hoop
Tegenover zoveel wanhoop, stelt de leider van het volk een smoes voor: nog vijf dagen weerstand bieden en wachten op het reddend ingrijpen van God. Het is een flauwe hoop, die tot het besluit leidt: Maar mocht die termijn verstrijken zonder dat er hulp komt opdagen, dan zal ik doen wat u hebt voorgesteld. (7,31). Sukkel die geen uitweg ziet. God krijgt vijf dagen – dat is zonde - God krijgt vijf dagen om in te grijpen; vijf dagen van wachten, maar al met het vooruitzicht van de mislukking. Ze geven God vijf dagen om hen te redden, maar ze weten al dat ze geen vertrouwen hebben en dat ze het ergste verwachten. In werkelijkheid was er niemand nog van het volk die kon hopen. Ze waren wanhopig.
Een mooie, wijze en moedige vrouw
In die situatie verschijnt Judit op het toneel. Een weduwe, een zeer mooie en wijze vrouw, zij spreekt vol geloof tot het volk. Moedig zegt ze verwijtend: U tracht de raadsbesluiten van de almachtige Heer te doorgronden, maar nooit in der eeuwigheid zult u daarin slagen. De diepte van het mensenhart kunt u niet eens peilen, noch vermag u de bewegingen van zijn geest te vatten. Hoe zult u dan God, die dat alles gemaakt heeft, kunnen doorzien, zijn gedachten doorgronden en zijn inzichten begrijpen? Nee, broeders, maak de Heer onze God niet toornig. Ook als Hij ons niet binnen vijf dagen te hulp komt, dan blijft Hij toch bij machte, ons op de tijd die Hij verkiest te redden of te vernietigen voor het oog van onze vijand (…) Laten we daarom geduldig blijven wachten tot Hij ons komt redden, en bidden dat Hij ons te hulp komt. Hij zal ons verhoren als het Hem behaagt. (8,13.14-15.17).
Dat is de taal van de hoop. Laten aan de deur van Gods hart aankloppen, God is Vader, Hij kan ons redden.
Deze vrouw, weduwe loopt het gevaar in de ogen van de anderen een mal figuur te slaan! Maar ze is moedig! Ze zet door!
Dit is mijn mening: vrouwen zijn moediger dan mannen!
(Applaus in de aula)
God redt
Met de kracht van een profeet roept Judit de mannen van haar volk op opnieuw in God te vertrouwen; met de blik van de profeet ziet zij verder dan de nauwe horizon die door de leiders wordt voorgesteld en die door de angst nog enger wordt. God zal zeker ingrijpen – beweert zij – terwijl het voorstel van de vijf dagen wachttijd een wijze is om Hem op de proef te stellen en zich aan zijn wil te onttrekken. De Heer is een reddende God – zo gelooft zij – welke vorm de redding ook aanneemt. Redding is bevrijden van vijanden en laten leven, maar, in zijn ondoorgrondelijke plannen kan redding ook betekenen: ondergaan in de dood. Als vrouw van geloof beseft ze dat. Intussen kennen we de afloop, hoe het verhaal eindigt: God redt.
We moeten ons toevertrouwen aan God
Geliefde broers en zussen, laten we nooit God voorwaarden stellen en laten we er voor zorgen dat de hoop onze angst overwint.
Vertrouwen op God wil zeggen: in zijn plan treden zonder iets te eisen en te aanvaarden dat zijn redding tot ons komt op een wijze die wij niet verwachten.
Wij vragen aan de Heer leven, gezondheid, liefde, geluk en het is goed dat te doen, maar in het bewustzijn dat God ook uit de dood leven kan wekken, dat men ook bij ziekte vrede kan ervaren, dat men tevreden kan zijn ook in eenzaamheid en gelukkig ook als men weent. Het zijn niet wij die aan God moeten leren wat Hij moet doen, wat wij nodig hebben. Hij weet het beter dan wij en wij moeten ons toevertrouwen, want zijn wegen en gedachten zijn anders dan de onze.
De weg van de hoop
De weg die Judit ons wijst is die van het vertrouwen, van in vrede verwachten, van gebed en gehoorzaamheid. Dat is de weg van de hoop. Zonder gemakkelijke berusting, maar door te doen al wat in onze mogelijkheden ligt en tegelijk altijd open voor de wil van de Heer, want – dat weten we – Judit heeft veel gebeden, heeft uitvoerig met het volk gesproken en dan is zij, moedig, op weg gegaan, heeft een weg gezocht om de hoofdman van het leger te benaderen en is er in geslaagd hem te onthoofden. Moedig in geloof en werken. Steeds op zoek naar de Heer. Judit heeft haar eigen plan, voert dat met succes uit en leidt het volk naar de overwinning, maar steeds vanuit het geloofsvertrouwen dat alles uit de hand van God verwacht, vertrouwend op zijn goedheid.
Woorden van Gods wijsheid
Op die wijze geeft een vrouw vol geloof en moed kracht aan het volk in doodsgevaar en leidt zij het op de weg van de hoop die ze ook aan ons wijst. En, als wat nadenken, denken aan de vele malen dat we wijze en moedige woorden hebben gehoord van eenvoudige mensen, van eenvoudige vrouwen die men soms – zonder ze te minachten – voor onwetend hield… Het zijn woorden van Gods wijsheid! Woorden van grootmoeders…
Hoe vaak spreken grootmoeders niet de juiste woorden, woorden van hoop, want ze hebben levenservaring, hebben veel geleden, hebben zich aan God toevertrouwd en zo geeft God ons het geschenk van de hoop.
Door deze weg te gaan zal er vreugde en licht van Pasen zijn wanneer men zich aan de Heer toevertrouwt met de woorden van Jezus: Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede. (Lc 22,42). Dit is het gebed van de wijsheid, van het vertrouwen en van de hoop (…)
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc