Gestolde geschiedenis
Waarom vertellen slechts twee evangelisten over Jezus’ geboorte?
Wie in de Bijbel op zoek gaat naar het kerstverhaal valt het meteen op: slechts twee evangelisten, Lucas en Mattheus, vertellen erover. Bij Marcus en Johannes verneem je niets over Jezus’ geboorte. Bovendien blijken er, naast de overeenkomsten, ook opmerkelijke verschillen te bestaan tussen de verhalen van Mattheus en Lucas. Bij eerstgenoemde is Jozef de centrale figuur, bij laatstgenoemde Maria. Bij Mattheus verhuisden Jozef, Maria en Jezus, na hun vlucht naar Egypte, van Bethlehem naar Nazareth, in Galilea, bij Lucas keerden ze gewoon huiswaarts naar Nazareth, waar Jozef en Maria voordien al woonden. Bij de een komen er magiërs langs, bij de andere herders.
Mattheus legt bovendien de nadruk op Jezus als een kind van zijn volk en verwijst daarvoor naar de verhalen over de jonge Mozes. Lucas schildert Maria als meedenkende, zelfbewuste en strijdbare vrouw en lijkt Grieks-Romeinse cultuurelementen op te nemen, zoals de herders. Onze kerststal vandaag is dus een combinatie van beelden uit die beide verhalen, aangevuld tijdens de middeleeuwen.
Bijbelgeleerde Wim Weren wijst erop dat beide verhalen pas dateren van omstreeks het jaar 80, dus van bijna een eeuw na Jezus’ geboorte. Pas na vele jaren gingen de eerste christenen vanuit het verrijzenisgeloof ook verhalen vertellen over Jezus’ geboorte. „Toen Mattheus en Lucas hun evangelie schreven, konden ze putten uit diverse tradities over Jezus’ levensbegin”, stelt Weren. „Los van elkaar verwerkten ze die oude materie tot een eigen verhaal, waarin ze allebei eigen accenten leggen.”
De kerstverhalen moeten we dus lezen vanuit de geloofservaring van de eerste christenen. Een sleutel daartoe is alvast een frase uit de brief van Paulus aan de christelijke gemeente in Kolosse, waarin de apostel Jezus’ geboorte al beschouwt als een kosmische gebeurtenis waarmee God ingrijpt in de geschiedenis. Het evangelie volgens Johannes zegt niets over een bovennatuurlijke geboorte, maar centraal in het lijdensverhaal staat Pilatus’ onbeantwoorde vraag: „Waar komt u vandaan?”
In het vierde evangelie (Johannes 7, 41-43) wordt ook een twistgesprek vermeld dat ons wat leert over Jezus’ oorsprong: „Maar er werd ook gezegd: ‘de messias komt toch niet uit Galilea? De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht van David komt en uit Bethlehem, waar David woonde?’ Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte.” De kerstverhalen lossen dat probleem op: Jezus komt wel degelijk uit Bethlehem, al groeide Hij op in Galilea.
In het derde deel van zijn Jezustrilogie gaf Joseph Ratzinger/Benedictus XVI eenzelfde soort leessleutel mee: „Mattheus en Lucas wilden – elk op eigen wijze – geen ‘verhalen vertellen’, maar ‘geschiedenis schrijven’, ware gebeurtenissen beschrijven, geïnterpreteerd en begrepen vanuit Gods Woord. Dat betekent ook dat die beschrijving geen volledigheid beoogde, maar wilde optekenen wat in het licht van het Woord en met het oog op de groeiende geloofsgemeenschap belangrijk leek. De verhalen over Jezus’ kinderjaren zijn geïnterpreteerde, op grond van interpretatie geschreven, geconcentreerde geschiedenis.”
Pas rond de dertiende eeuw werden de kerstverhalen theologisch geherinterpreteerd om de nederige en tedere kant van Christus te benadrukken. Mede door het religieuze genie van Franciscus van Assisi ontstond toen de kerststal als een manier van verkondiging van het geloof dat Jezus van God komt zowel als een mensenkind is.