Een halve moeder
Verdriet associëren we meestal met tranen, met een overvloed aan water. Maar mijn moeder heeft uitdrogingsverschijnselen, een maand na het overlijden van mijn vader. Nu ze alleen aan tafel zit, smaakt geen enkele maaltijd haar nog en drinkt ze veel te weinig.
Zoals twee oude bomen in elkaar verstrengeld kunnen zijn, zodat je onmogelijk de ene kunt weghalen zonder de andere te beschadigen, zo zijn mijn ouders in de loop van hun 65-jarig huwelijk helemaal met elkaar vergroeid geraakt.
Wij lachten er wel eens om. Dat mijn moeder alleen kon autorijden als mijn bijna blinde vader naast haar zat.
Alsof hij haar nog aanwijzingen kon geven. Maar hij overliep bij elk vertrek uit zijn hoofd het hele lijstje: heb je je gordel om, is de handrem los, enzovoort. Ze had dat blijkbaar nodig om te kunnen functioneren, want zonder mijn vader zet ze geen voet meer in haar autootje.
Zelfs in haar eigen huis vindt ze de vertrouwde dingen niet meer terug: de thermometer en het kersenpitkussentje blijken spoorloos. Haar nachtjapon mag niet in de kast, want dan verdwijnt hij uit haar blikveld en dus haar geheugen.
Het is niet goed dat de mens alleen is, staat er in de Bijbel. Mensen hebben andere mensen nodig.
Na de dood van mijn vader hebben we slechts een halve moeder over.
Ook over de dood heen blijft ze met hart en ziel op hem gericht.
Er is niemand meer die op die manier bij haar past. En wij staan erbij en kijken ernaar, zonder veel te kunnen doen.
Sterk als de dood is de liefde, staat er ook. Het is alsof we nu pas zien wat dat betekent. Ik weet niet of ik mag hopen dat ze ooit weer samenzijn in de hemel. Ik kan me er niets bij voorstellen, maar misschien hoeft dat ook niet. God weet wat goed voor ons is. Dat volstaat.