Helft Vlaamse scholieren is pro katholieke identiteit van school
De helft van de ondervraagde leerlingen waardeert de katholieke identiteit van hun school en amper 8,3 procent verzet er zich tegen. Eveneens de helft geeft aan te geloven in Christus en 43,9 procent bidt af en toe. Dat zijn enkele opmerkelijke vaststellingen uit een grootschalig onderzoek van de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven in Vlaamse katholieke scholen. Tertio maakt vandaag woensdag 27 januari de resultaten in primeurbekend. De KU Leuven doet dat pas op 1 februari.
Na eerdere onderzoeken bij volwassenen - ouders, leerkrachten, directies en personeel van het katholieke onderwijs in Vlaanderen - is nu voor het eerst op een grootschalige manier gepeild naar het draagvlak voor katholiek onderwijs bij de leerlingen zelf. KU Leuvenonderzoeker Jan Bouwens voerde van september 2008tot juni 2015 een identiteitsonderzoek uit bij zomaar even 15.287 leerlingen in 57 katholieke scholen in Vlaanderen. De leerlingen zijn gelijkmatig verdeeld over de 5de en 6de klas van basisonderwijs en de 3 graden van het middelbaar.
Een bescheiden greep uit de opmerkelijkste resultaten
- Deze generatie jongelui is levensbeschouwelijk en religieus (heel) divers: christenen en post-christenen (met een vaak heel uiteenlopende relatie tot het katholieke geloof) maken bijna 60 procent van de steekproef uit; 40,4 procent van hen noemt zichzelf rooms-katholiek; 10,2 procent leerlingen komt uit een niet-christelijke traditie (vooral islam). Slechts een minderheid is ronduit antigodsdienstig geïnspireerd: slechts 3,3 procent noemt zich atheïst. Een groep van 8,5 procent neemt liever (nog) geen beslissing over zijn levensbeschouwelijke identiteit.
- De studie toont een zich doorzettende detraditionaliserin en pluralisering. Zo ligt het aantal gedoopten met 81,4 procent nog altijd (heel) hoog, maar daalt het cijfer op 8 jaar tijd met 11,5 procent. Het onderzoek toont een genuanceerd beeld: het geloof is er sterker aanwezig dan in de samenleving. Er zijn bv meer praktiserende kerkgangers onder de scholieren dan onder de Vlaamse bevolking. Dat geldt ook voor de persoonlijke gebedspraktijk. De cijfers laten in elk geval géén merkbare afkeer voor geloof noch voor het katholieke onderwijs zien.
- Toch nemen de relativistische houding dat alle godsdiensten gelijkwaardig zijn en de onverschilligheid toe naarmate de leerlingen ouder worden. Bouwens en KU Leuvenvicerector Didier Pollefeyt, die de enquête begeleidde, zijn wel verbaasd dat de relativistische houding al sterk opduikt bij de kinderen uit het 5de en 6de leerjaar van de lagere school. Het bevestigt de stelling dat ook bij Vlaamse scholieren in het katholiek onderwijs het relativisme de dominante geloofshouding geworden is.
- 45,7 procent van de ondervraagde leerlingen vindt dat ze op hun school niet echt groeien in geloof en dichter bij God komen, maar toch vindt 24 procent van wel. Dat is toch zowat één op de vier leerlingen die vindt dat de school wel degelijk een rol speelt in hun geloofsgroei. In het algemeen weet de helft van de leerlingen het katholieke opvoedingsproject van hun school te waarderen, al neemt ook hier de steun voor het katholieke project met de studiejaren af.
- Net niet de helft (48,9 procent) van alle scholieren verkiest de katholieke dialoogschool als onderwijsmodel. De monoloogschool (zet haar katholieke identiteit sterk in de verf zet, zonder oog voor de pluraliteit en de ontmoeting met andere identiteiten) wordt massaal verworpen en over wenselijkheid van de kleurloze (is niet begaan met levensbeschouwing) school bestaat onenigheid: 41,8 procent pro tegenover 35,5 procent anti en 22,7 procent die het (nog) niet weet.
Conclusie
Dat alles geeft aan dat de leerlingen in onze katholieke scholen helemaal niet zo afkerig zijn van levensbeschouwelijk en religieus geïnspireerd onderwijs, zolang dat gebeurt in openheid op de ander en niet eenzijdig of dwingend is. Er bestaat vandaag een draagvlak, zowel bij leerlingen als bij leerkrachten, om de katholieke dialoogschool te realiseren — een draagvlak dat bovendien nog zou kunnen groeien naarmate het model steeds meer authentiek en geloofwaardig gestalte krijgt” luidt de slotconclusie van Bouwens en Pollefeyt.
Bron: Tertio
Lees het volledige Tertio-artikel op de Tertio-website.
Lees meer over de methodologie en de resultaten van de Leuvense studie.