Jezus zal ieder van ons bij de hand nemen en zeggen: ‘Sta op!’
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Vandaag wil ik de christelijke hoop confronteren met de werkelijkheid van de dood. Een werkelijkheid die onze moderne beschaving steeds meer wil ontkennen. Zo zijn we onvoorbereid, wanneer de dood verwanten of onszelf treft, zonder een alfabet dat ons in staat stelt een gesprek te voeren over zijn mysterie dat hoe dan ook blijft. En toch hebben de eerste tekenen van menselijke beschaving precies te maken met dit raadsel. We zouden kunnen zeggen dat de mens geboren wordt met de verering van de doden.
Gezond realisme tegenover de dood
Andere beschavingen, ouder dan de onze, hebben de moed gehad die werkelijkheid onder ogen te zien. Het was een gebeuren dat door de ouden werd doorverteld aan de nieuwe generatie, als een onontkoombare werkelijkheid die de mens verplicht voor iets absoluuts te leven. Psalm 90 zingt: Leer ons zo onze dagen te tellen dat ons wijsheid des harten gewordt (v. 12).
Je eigen dagen tellen, maakt het hart wijs!
Het zijn woorden die ons tot een gezond realisme brengen door de waan van de almacht te verdrijven. Wat zijn wij? Haast niets zijn wij, zegt een andere psalm ( cf Ps 88,48). Met grote snelheid gaan onze dagen voorbij. Ook al leven we honderd jaar, op het einde lijkt het als een zucht voorbij. Vaak heb ik oude mensen horen zeggen: Mijn leven is voorbijgegaan als een zucht …
IJdelheid, niets dan ijdelheid …
Zo onthult de dood ons leven. De dood doet ons ontdekken dat onze daden van hoogmoed, van woede en van haat, ijdelheid waren, niets dan ijdelheid. Met bitterheid stelt men vast niet genoeg bemind te hebben en niet gezocht te hebben wat er werkelijk toe doet. En ook, als andere zijde, zien we wat we aan goedheid hebben gezaaid: de liefde waarvoor we ons hebben opgeofferd en die ons nu bij de hand houdt.
Jezus weent
Jezus werpt een licht op het mysterie van onze dood. Door zijn gedrag toont Hij ons dat we mogen rouwen wanneer een dierbaar iemand ons ontvalt. Hij werd diep ontroerd bij het graf van zijn vriend Lazarus en Hij begon te wenen (Joh 11, 35). Door zijn gedrag voelen we Jezus heel dichtbij, als onze broer. Hij weende om zijn vriend Lazarus.
Jezus bidt
En dan bidt Jezus tot de Vader, bron van het leven, en beveelt Lazarus uit het graf te komen. En dat gebeurde. De christelijke hoop inspireert zich aan deze houding van Jezus tegen de dood van de mens. De dood is aanwezig in de schepping maar het is een belediging aan het liefdesplan van God. De Verlosser wil ons ervan verlossen.
Jezus zegt: ‘Wees niet bang’
Elders verhalen de evangelies over een vader wiens dochter zwaar ziek is en die zich met vertrouwen tot Jezus wendt om haar te redden (cf. Mc 5,21-24.35-43). Niets is ontroerender dan een vader of moeder met een ziek kind. Meteen gaat Jezus met die man, Jaïrus genaamd, mee. Op een bepaald moment komt iemand uit het huis van Jaïrus zeggen dat het meisje gestorven is en dat men de Meester niet meer moet storen. Maar Jezus zegt tot Jaïrus: Wees niet bang, maar blijf geloven (Mc 5,36). Jezus weet dat die man bekoord wordt om met woede en wanhoop te reageren, omdat zijn dochtertje gestorven is. Jezus vraagt hem de kleine vlam van het geloof in zijn hart te bewaren.
Wees niet bang, tracht dat kleine vlammetje brandend te houden!
Daarna, bij het huis gekomen, zal Hij het meisje opwekken uit de dood en aan haar dierbaren teruggeven.
‘Ik ben de verrijzenis en het leven’
Jezus brengt ons op die bergtop van het geloof. Aan Marta die weent om het heengaan van haar broer Lazarus schenkt Jezus het licht van een dogma: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit? (Joh 11,25-26). Dat zegt Jezus ook aan ieder van ons telkens de dood het weefsel van leven en gevoelens doet scheuren. Heel ons bestaan speelt zich hier af tussen de bergflank van het geloof en de afgrond van de angst.
Eigenlijk zegt Jezus: ‘Ik ben niet de dood, Ik ben de verrijzenis en het leven, geloof je dit? Geloof je dit?’
Wij die hier vandaag op het plein zijn, geloven we dit?
‘Meisje sta op!’
Voor het mysterie van de dood zijn we allen klein en onbeschut. Maar wat een genade wanneer we dan in ons hart het vlammetje van het geloof bewaren! Jezus zal ons, zoals het dochtertje van Jaïrus, bij de hand nemen en opnieuw zeggen Talita kum! Meisje sta op! (Mc 5, 41). Hij zal het aan ons, aan ieder van ons zeggen: Sta op, verrijs! Ik nodig jullie uit nu de ogen te sluiten en te denken aan het moment van je dood. Ieder van ons denkt aan de eigen dood en beeldt zich dat ogenblik in waarop Jezus je bij de hand zal nemen en zeggen: Kom, kom met Mij, sta op.
Daar zal de hoop eindigen en de werkelijkheid beginnen, de werkelijkheid van het leven.
Weet wel, Jezus zelf zal bij ieder van ons komen en ons bij de hand nemen, met zijn tederheid, zijn mildheid, zijn liefde. Iedereen herhaalt nu in zijn hart het woord van Jezus: Sta op, kom. Sta op, kom. Sta op, verrijs!
Spes nostra
Ten aanzien van de dood, is dit onze hoop. Voor wie gelooft is het een deur die wijd opengaat. Voor wie twijfelt, is het een straaltje licht dat door een kier binnenvalt die niet helemaal gesloten is. Voor ons allen zal het een genade zijn wanneer dat licht, van de ontmoeting met Jezus, ons zal verlichten.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc