Als jij alles goed wil doen, waarop vertrouw je dan? Jo Ghyoot
Voor de 100ste verjaardag van het overlijden van Charles de Foucauld sprak Kerknet met mensen die zich vandaag door hem laten inspireren.
Mijn keuze om kleine zuster van Nazeret te worden, had niet met Charles de Foucauld te maken. Die interesse is maar later gekomen. De eerste kleine zusters van Nazaret kwamen allemaal uit de VKJ. Ze waren geïnspireerd door Cardijn en wilden iets doen voor arbeidsters. Het was 1966, hé.
Wat onze religieuze beweging typeert, is dat we gelijkwaardig willen zijn aan gewone arbeidsters: we doen hetzelfde werk en delen hun onzekerheid en lastige uren.
Ik ben begonnen in een naaiatelier in Gent. In een hels tempo alsmaar dezelfde beweging: ‘Den arrêt’. Stikwerk vastleggen. Daarna ben ik in het huishouden gegaan. We leven in fraterniteiten van 3 à 4 zusters in een gewoon appartement of huis. Eén zuster doet het huishouden en verzorgt de ontvangst en contacten met de buurt. Andere zusters zijn schoonmaakster of werken in gezinszorg.
Het soort van werk dat we aannemen is geëvolueerd met de tijd en blijft een zoektocht. Hoe blijven we gelijkwaardig aan de mensen? Hoe vermijden we om boven hen te staan door te veel te geven? ‘Arbeiders moeten voor zichzelf zorgen’, zei Cardijn.
Charles de Foucauld blijft inspireren omdat hij een veelzijdig iemand was. Vol tegenstrijdigheden.
Hij bouwt kloosters met muren eromheen, maar ontvangt voortdurend mensen. Hij wil absoluut van zijn handenarbeid leven, maar bestudeert ook de taal van de Toearegs. Hij schrijft leefregels voor religieuze gemeenschappen, maar legt de lat zo hoog dat niemand het bij hem uithoudt.
Een constante is zijn liefde voor de arme mens. Hij wil voor hen een beminnelijke broer zijn. Zó goed zijn dat ze vragen: ‘Waar leef jij van?’
Wij willen de zus van gewone mensen zijn. Rustpunt in een opgejaagde wereld. Je moet aan zoveel voldoen om gezien te worden, om mee te kunnen, om aanvaard te worden.
In Libanon heb ik de waarde ingezien van overgave. Eén van onze fraterniteiten daar ligt in een vluchtelingenkamp waar ik werkte als verpleegster. Liep ik door de straat dan klampten honderden mensen me aan. De noden overstegen me.
Toen besefte ik pas hoe ik alles in de hand wilde houden. Maar als je alles zo goed wil doen dat het je stresst, waar zit dan je vertrouwen?
Maria wist ook niet waar het haar zou brengen toen ze ‘ja’ zei. Loslaten geeft vreugde en vrede. Dat komt iedereen ten goede. Ook de fraterniteit. Want als je ‘s avonds zonder stress thuiskomt, heb je nog ruimte over voor je zusters die op jou wachten.
Je overgeven aan de dragende kracht van de liefde is een stap die voor veel mensen moeilijk is. Maar die uiteindelijk de redding is.
De mensen proberen lang om mee te kunnen. Pas als ze op muren botsen, leren ze loslaten. Ook Charles de Foucauld heeft dat moeten leren. In 1908 wordt hij ziek in het hart van de Algerijnse Sahara. De mensen waarmee hij vriendschap had gesloten, houden hem in leven. Dat is zijn tweede bekering: hij leert ontvangen. Pas als je je grenzen tegenkomt, kan je een woord aanvaarden dat leven geeft, dat toch nog toekomst geeft aan je leven. ‘Je toekomst is niet kapot omdat je niet meer kan gaan werken, je toekomst is niet kapot omdat je zal scheiden, je toekomst is niet kapot omdat je dit of dat gedaan hebt.’
Daar moet de kerk zijn, om dan met open armen te kunnen zeggen: ‘Je mag er zijn, wat je ook meegemaakt hebt, hoe je ook bent’.