Jozef en Maria
Bovenop de hoge vitrinekast in onze woonkamer staat een houten Mariabeeldje. Het staat helemaal achteraan tegen de muur, om het zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Het is namelijk geen bijzonder mooi beeldje, maar het werd gesneden door een grootoom van mijn echtgenoot. Met zo’n stamboom komt wegdoen natuurlijk niet ter sprake.
Ooit hadden we een Poolse poetsvrouw, die Bernadette heette. Ze poetste elke week het hele huis. Na verloop van tijd merkte ik dat het Mariabeeldje na elke poetsdag iets meer naar voren was geschoven. Ik plaatste het beeldje weer tegen de muur, maar dat hielp niet. Maria schuifelde week na week meer naar de voorkant van mijn vitrinekast. Pas toen ze een aantal weken later opeens opdook op een hoektafeltje op ooghoogte, werd me duidelijk wat er aan de hand was.
Bernadette vond dat we Maria niet de plek gaven die haar toekwam. Waarschijnlijk zowel letterlijk als figuurlijk.
Ze was een heel katholieke vrouw, die ook altijd informeerde of mijn man wel dagelijks naar de mis ging als hij voor zijn werk naar Rome moest. Ze lachte wel mee als hij dat vrolijk ontkende, maar dat ging niet echt van harte.
Ik vond dat Mariabeeldje op het hoektafeltje geen geslaagde ingreep en zette het resoluut terug op de vitrinekast. Twee weken lang gebeurde er niets. Toen dook Maria op bovenop de piano, aan de andere kant van de kamer. We lachten en gaven het op.
Maria mocht blijven waar ze was, tenminste zolang Bernadette onze poetsvrouw was.
We wenden snel aan het lelijke beeldje en beschouwden het als de prijs die we betaalden voor een uiterst betrouwbare poetsvrouw.
Inmiddels heb ik een Nepalese poetsvrouw die zich ver houdt van ingrepen in mijn religieuze beeldjescollectie. Ze knipperde zelfs niet met haar ogen toen er op een dag op de vloer bij het tuinraam een reusachtige glazen stolp met een geschilderd, plaasteren Sint-Jozefsbeeld verscheen. Die kwam uit het huis van mijn ouders en was – zo wil het verhaal – afkomstig uit de werkplaats van mijn grootvader die timmerman was.
Niet zomaar een beeld, maar een patroonheilige dus.
‘Je moet een cactus onder die stolp zetten in plaats van dat beeld’, raadden goedbedoelende vriendinnen me aan. ‘Dat is helemaal in tegenwoordig.’ Ik knikte, maar ondernam niets. Na een half jaar verhuisde ik Jozef met zijn stolp naar de logeerkamer, waar hij sindsdien de verbaasde blikken van mijn gasten trotseert.
Af en toe als ik door mijn huis dwaal, kom ik ze tegen, Maria en Jozef. Onbeweeglijk en met vrome gezichten.
Ze voelen inmiddels een beetje aan als familie.
Ik heb ze geërfd in meerdere betekenissen van het woord. Ze horen erbij, hoe ze er verder ook uitzien. Zo gaat dat immers met familie.
Ze zijn getuige van alles wat er in ons huis gebeurt, de goede en de kwade dingen. Ze horen ook wat ongezegd blijft. En ze bewaren het allemaal in hun hart.