Kinderblad en succesformule
Honderdjarige Zonneland werd gelanceerd door norbertijnen van Averbode
Honderd jaar geleden, in januari 1920, verscheen het eerste nummer van het kindertijdschrift Zonneland, een uitgave van de norbertijnenabdij in Averbode. Het blad groeide uit tot een van de meest succesrijke producten in de katholieke persgeschiedenis van ons land en KADOC, Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving, wijdt er dit voorjaar een internetexpo aan.
Het verhaal begint eind negentiende eeuw. In 1881 kocht de abdij van Averbode een handpers om bidprentjes en formulieren te drukken, maar van jeugdliteratuur en dito tijdschriften was vóór 1920 nog geen sprake. „Vergeleken met onze buurlanden liep Vlaanderen vóór de Eerste Wereldoorlog achter wat betreft jeugdliteratuur”, zegt Roeland Hermans, historicus bij KADOC. „Zonneland ontwikkelde zich langs een dubbele weg. De jongerenbeweging Eucharistische Kruistocht uit 1920, die paste in het katholieke reveil in die dagen, wilde een eigen blad en lange tijd kreeg de beweging een rubriek in Zonneland, dat ook foto’s van groepen en individuele leden publiceerde. De band met de lezertjes was van bij aanvang dus ijzersterk. Een tweede succesvolle weg was de verspreiding via de school. Zonneland vulde een leemte en beantwoorde aan de behoeften van katholieke opvoeders. De democratische prijs was ook al meegenomen.”
Wereldoorlog II bleek een breuklijn in de geschiedenis van Zonneland. Na 1945 werd het blad gemoderniseerd en de spilfiguur was de alom gekende Nonkel Fons, eigenlijk norbertijn Daniël Omer de Kesel (1912[node:field_streamers:0] -1996), hoofdredacteur sinds 1936.
„Nonkel Fons verscheen persoonlijk in het tijdschrift en sprak de lezers aan als ‘neefjes en nichtjes’. Dat vertrouwelijke karakter was toen nieuw”, zegt Hermans. „Averbode organiseerde ook heuse events waarbij kinderen Nonkel Fons konden ontmoeten. Hij introduceerde in Zonneland het stripverhaal – het bekendste was Rikske en Fikske – en er kwam merchandising, een beetje zoals Studio 100 vandaag. De Kesel lanceerde daarnaast nieuwe titels voor andere leeftijdsgroepen, zoals Doremi en Zonnekind. Hij vond ook het ‘vakantieboek’ uit. De vakantie was immers een periode waarin kinderen wel eens durfden te vervallen in ‘ledigheid’. Het vakantieboek moest dat tegengaan met spelletjes en oefeningen.”
Steeds was er een evenwicht tussen religieuze inhoud, kennisoverdracht en ontspanning. Vanaf de jaren 1960 evolueerde Zonneland razendsnel en daalde het aantal religieuze rubrieken sterk. Een succesvol bijproduct was Vlaamse Filmpjes, integrale, vaak spannende verhalen die aanvankelijk ‘deugdelijk’ weerwerk wilden bieden op al dat commercieels in de bioscoop.
„Bij het begin was Zonneland een ronduit uniek product en tot vandaag is het een vaste waarde”, zegt Roeland Hermans tot besluit. „De formule met verspreiding via katholieke scholen blijft het doen. Tegelijk paste het blad zich steeds aan de tijd en de cultuur aan. Nummers werden ook niet zomaar weggegooid, maar ingebonden, zodat kinderen later de volledige stripverhalen konden herlezen.”
KADOC zoekt herinneringen aan Zonneland en Vlaamse Filmpjes. Werden ze bij u gebruikt in de klas en op welke manier? Of kreeg u ze mee naar huis en ging u er daar mee aan de slag? Antwoorden via de expo op kadoc.kuleuven.be of heron-net.be/kadoc.