Leipzig, waar Bach de religieuze muziek herijkte [expo]
Precies driehonderd jaar geleden, in het voorjaar van 1723, nam Johann Sebastian Bach (1645-1750) zijn taak op als cantor van de twee hoofdkerken in Leipzig. Hij woonde en werkte meer dan een kwarteeuw in de Saksische handels- en universiteitsmetropool en schreef er werken die de muziekgeschiedenis veranderden: de Matthäus-Passion, de Johannes-Passion, het Weihnachtsoratorium, de Mis in b klein (Hohe Messe) en vooral de cycli van zondagscantates, later ‘het vijfde evangelie’ genoemd. Niet toevallig zijn dat allemaal religieuze werken, en dat was ook de reden van zijn verhuis in 1723 uit Köthen, waar hij als hofmuzikant werkte, naar Leipzig. Twintig jaar eerder al had Bach in een brief het voornemen geopperd de religieuze muziek te willen herijken door cantatewerk.
De baan van cantor in Leipzig gaf hem de kans deze droom te realiseren.
Nog het hele jaar focust een speciale tentoonstelling in het Bach-museum in Leipzig op de aanstelling uit 1723. Maar waarom Leipzig?
Mengeling van oud en nieuw
Isa Belgrad, stadsgids en kunsthistorica, vertelt ons dat Leipzig al sinds de middeleeuwen een stad van kooplieden was, gelegen op een kruispunt van Europese handelswegen. Uit het noorden kwam hout, uit het oosten pels en zout, uit het westen afgewerkte producten. Het DDR-regime restaureerde na 1945 de oude huizen uit Bachs tijd en bouwde er tegenover vrij brutale gebouwen in typisch communistisch-moderne tijd. Deze mengeling van oud en nieuw kenmerkt de stad vandaag. Leipzig bleef echter ook altijd een hoofdstad van de muziek: Richard Wagner werd er geboren, Felix Mendelssohn en Clara en Robert Schumann werkten er, Gustav Mahler dirigeerde er het befaamde Gewandhausorkest.
(Lees verder onder de foto.)
"Er waren zeker verschillende redenen waarom Bach in Leipzig solliciteerde naar de baan van cantor”, vertelt stadsgids Isa Belgrad. „In Köthen schreef hij zijn grote seculiere werken. De muziekminnende vorst in Köthen betaalde hem goed, maar de positie was onzeker. In Leipzig kon hij een vast inkomen verwerven en konden zijn zonen naar de universiteit. Als cantor hoorde hij meteen ook tot de elite van de stad. Maar vooral hier genoot hij een grotere artistieke vrijheid en kon hij zijn geestelijk doel, God vereren in kerkmuziek, eindelijk volop realiseren.”
De bittere waarheid is dat Bach maar de derde keuze was voor de post.
De eerste keuze viel op de beroemde Georg Philipp Telemann, die een soortgelijke baan had in Hamburg, maar die bedankte voor de functie. Christoph Graupner genoot de voorkeur van het bestuur van de Thomaskirche, want hij was leerling van Kuhnau, de overleden vorige Thomascantor. Maar Graupners werkgever, landgraaf Ernst Lodewijk van Hessen, gaf hem echter geen ontslag als kapelmeester. Nummer drie, de vooral als organist bekend staande 38-jarige Bach, had echter geen academisch diploma. Op 7 februari 1723 vertolkte hij twee auditiestukken, Jesus nahm zu sich die Zwölfe (luister hieronder naar de video) en het eerder gecomponeerde Du wahrer Gott und Davids Sohn. Het bestuur was overtuigd. Bach kreeg de begeerde baan.
(Lees verder onder de video.)
Met Isa Belgrad bezoeken we het ‘heilige der heiligen’ van alle Bachliefhebbers: de Thomaskirche. Hier speelde Bach orgel, werden elke zondag de cantaten uitgevoerd en ging de Matthäus-Passion in première. Een student oefent tijdens ons bezoek een van de orgelsonaten, in de late jaren 1720 hier geschreven. „Eigenlijk stond Bach in voor de muziek in vier stadskerken van Leipzig”, zegt de kunsthistorica. „Maar aan de Thomaskirche was een school verbonden. De leerlingen werden opgeleid als zangertjes en ze verbleven ook in het huis van de cantor, rechts van de kerk. Dat huis is verdwenen. Ook het interieur van de kerk is niet meer dat uit Bachs tijd. Er is weinig bewaard gebleven.
De Thomaskirche dateert uit de middeleeuwen, maar is sinds de reformatie een lutherse kerk, met de banken rond de preekstoel.
Bach had overigens geen problemen met katholieken. Op het einde van zijn leven componeerde hij een volledige katholieke mis. Nog steeds is de Thomaskirche een kerk voor een geëngageerde elite. De lutherse kerken van Leipzig waren dan ook het toneel van de val van het communisme in 1989.”
Ambachtsman ter ere van God
In het koor ligt Bach begraven. Op de eenvoudige zerk enkele bloemen. Bach had twintig kinderen uit twee opeenvolgende huwelijken. De vraag is welke rol zijn tweede, twintig jaar jongere echtgenote Anna Magdalena speelde bij de verhuis naar Leipzig. Muziekhistorici vermoeden dat haar rol veel groter was dan echtgenote. Zij kopieerde de muziekhandschriften en was wellicht de manager van de ‘firma Bach & zonen’. Isa Belgrad: „Maar Bach zag zichzelf niet als een kunstenaar in romantische zin, maar als een ambachtsman die werkte ter ere van God.”
(Lees verder onder de foto.)
Terug naar een zaal van het Bach-museum, waar we pas diep in de ziel van de meester kunnen doordringen, door middel van de muziek en de tekst van wellicht het belangrijkste religieuze muziekwerk aller tijden: het handschrift van de Matthäus-Passion. Wat is het geheim ervan? Bach slaagde er in om zijn diepgewortelde religiositeit te verbinden met muzikale vrijheid en speelsheid, in vormen die steeds een wiskundige strengheid volgen. Zijn geloof beperkte nooit zijn artistieke expressie.
Wie doordringt in de details, ervaart absolute muziek die niet losstaat van de inhoud.
Of toch niet? In 1729 werd Bach gevraagd de rouwmuziek te leveren voor de uitvaart van zijn vorige werkgever, de muziekminnende prins Leopold van Anhalt-Köthen. Van Klagt, Kinder, klagt es aller Welt, ook bekend Köthener Trauermusik, BWV 244a, bleef enkel de tekst over (de muziek niet), maar muziekhistorici zijn ervan overtuigd dat het een zogeheten parodie van de Matthäus-Passion was. Bach recupereerde simpelweg de muziek van zijn meesterwerk voor een andere gelegenheid. Zijn vrouw Anna Magdalena zong op 22 maart 1729 in Köthen de sopraanpartij. Bij de strenge lutheranen van de Thomaskirche in Leipzig mochten vrouwen immers niet in de kerk zingen.