Het leven zoals het is, getuigenis van een (christelijke) familie
Luc en Agnes Vanraes
Terugdenkend aan de 38 jaar huwelijk (tot hier toe) en de 5 jaar voorbereiding, loopt er 1 rode lijn door heel ons christelijk gezinsleven, en dat is een bijbelvers dat ik onder ogen kreeg toen we nog op zoek waren naar God, ergens in 1974. Het komt uit Matteüs 6,33: Zoek eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid; dan zal dat alles u erbij gegeven worden.
Dat God eerst zoeken was ons leitmotiv. Dat bepaalde de dynamiek in onze relatie, vooral toen die in crisis was, toen persoonlijke problemen aan het licht kwamen en we er mee moesten omgaan, tijdens de puberteit van onze 6 kinderen en vooral ook tijdens de ziekte en het overlijden van onze jongste zoon (26) anderhalf jaar geleden. En in de problemen van alledag! Meer en meer ervaarden we de aanwezigheid van de Heer en Hij openbaarde zijn hulp en zijn liefde voor ons.
God geeft ons zijn Woord, niet opdat wij zijn Woord zouden veranderen, maar opdat zijn Woord ons zou veranderen.
We hebben onze kinderen door alles heen bemind. We hebben hen over de Heer verteld, hen leren bidden, geleerd wat man en vrouw zijn wil zeggen, moeder en vader, wat eenheid in de familie betekent door samen te zijn, te eten, te vieren, te feesten, op verlof te gaan, gastvrijheid te betonen, door te getuigen en anderen te helpen, door inzet in de kerk...
Het heeft hen zonder uitzondering gemaakt tot goede, sociaalbewogen mensen met een groot hart. Allen hebben als kind het geloof aangenomen, sommigen haakten af. Ondertussen zijn de 13 kleinkinderen ons tot zegen en vreugde, ook al zien we sommigen niet of nauwelijks. Tja, het leven is niet gemakkelijk. Gelukkig dat de Heer het verschil maakt. En dat is zeker weten!
We hebben onze dagelijks afspraken met Jezus, in de eucharistie, in morgen- en avondgebed, en nog tussendoor.
We proberen Hem daadwerkelijk de Eerste te laten zijn in ons persoonlijk leven, in ons huwelijksleven en in ons familieleven. We zijn een gezegend en gelukkig echtpaar.
Oudste dochter Mieke (37)
Hoe ik de christelijke opvoeding door mijn ouders ervaren heb? Een heel delicate vraag. Alsof ik een waardeoordeel vel. Het is wat het is en daarmee moet ik het doen. Ik ga er gewoon van uit dat ze deden wat ze moesten doen, met de beste bedoelingen van de wereld. Vanuit hun liefde voor God en voor ons, hun kinderen.
Mijn visie op geloven? Ik weet voor mezelf dat ik de accenten anders leg dan m'n ouders en dat daardoor de dagelijkse praktijk anders is. Zo gaan we, bijvoorbeeld, niet meer mee naar de Jeruzalemgemeenschap.
Voor mij is geloven een zaak van beminnen.
In Marcus 12,29-30 lezen we: Wat is het allerbelangrijkste gebod? Jezus antwoordde: Het eerste is dit: 'Luister Israël, de Heer onze God is de enige Heer. U zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart en heel uw ziel, met heel uw verstand en met al uw krachten.' Het tweede is dit: 'U zult uw naaste liefhebben als uzelf.' Een ander gebod, groter dan deze 2. Is er niet.
Ik weet dat ik God bemin en Hem eer in en door zijn Schepping. Maar de persoonlijke relatie met God waarover mijn ouders het vaak hebben, daar merk ik niets van, ondanks de vele smeekbeden om ontmoeting en relatie. Als mijn ouders het dan hebben over spreken met God blijft dat voor mij zeer onbekend. Waarom mogen zij God horen en ik niet? Die relatie met God uit zich in de wekelijkse eucharistie in de parochie, samenkomsten met andere gezinnen in de parochie, gebedsmomenten in ons gezin (met 5 kinderen), momenten van stilte en reflectie en als godsdienstleerkracht op school.
Van die persoonlijke relatie met God merk ik niets, ondanks veel smeekbeden om ontmoeting en relatie. Spreken met God blijft voor mij onbekend.
Het tweede luik van beminnen is het beminnen van je naaste als jezelf. Als jezelf! Op dit moment in mijn leven ligt hier dan ook de klemtoon. Blijkbaar is de manier waarop ik mezelf zie en bemin bepalend voor de mate van beminnen van m'n naaste. Bemin ik mezelf? In theorie? Of ook in de praktijk? Hoe spreek ik over mezelf? Hoe kleed en verzorg ik me? (Denk aan de uitdrukking van het lichaam als tempel van de heilige Geest.) Hoe ga ik om met wat ik voel? Luister ik naar m'n diepste ik? Let ik op wat ik m'n lichaam te eten en te drinken geef? Letterlijk en figuurlijk? Weet ik wat ik echt wil? Of doe ik maar wat omdat het zo hoort in het plaatje? Laat ik m'n emoties toe? Of zwijg ik voor de lieve vrede?
Ik denk dat het onze roep is om als christen Christus na te volgen. Is het eerste wat Hij deed niet mens worden?
Volgens mij eren we God ook door zelf ten volle mens te zijn, zoals Hij (en niet de wereld) het bedoeld heeft.
Het kruis heeft wel degelijk 2 richtingen. Beide zijn nodig!
Oudste zoon Wim (35)
Opgroeiend in onze familie, was geloof gewoon wat we deden. Gewoon, als in vanzelfsprekend. Het werd bewust beleefd, en via de gemeenschap waar onze ouders lid van waren, werden we blootgesteld aan een waaier van belevingen. Gelovigen uit andere landen, die vaak bij ons te gast waren. Jonge kerels, oudere mensen. Missionarissen uit Indië en Borneo (bij de koppensnellers, je kan je inbeelden dat de verhalen van deze priester-missionaris gretig beluisterd werden!) De Filipijnen, Mexico, Libanon, Congo, Polen. Strikt katholiek, oecumenisch of protestant. Contemplatief, charismatisch, of de gewone parochievieringen.
Het gaf een blik in de kerk die wereldwijd is, allesomvattend, bijzonder rijk. Ik mocht dit zelf beleven via de scouts en verschillende jeugdgroepen en evenementen. Mijn geloof is iets wat ik spontaan van mijn ouders meekreeg, dat ik me door de tijd heen eigen gemaakt heb (niet meer het geloof van mijn ouders, maar mijn geloof, niet in een plots inzicht, maar door een gestage groei), en dat ik nooit meer heb losgelaten. Niet wanneer alles perfect leek, niet wanneer alles rond me ineen leek te storten of in twijfel was.
Met de paplepel ingegeven, maakte ik me het geloof langzaam eigen. Ik liet het nooit meer los. Ook niet wanneer alles rond me in twijfel was.
Nu ik zelf kinderen heb, probeer ik hen op dezelfde manier het geloof te tonen. Beleefd in het alledaagse, onderstreept door gesprekken en bijzondere evenementen, en met een huisgastvrijheid die hen in aanraking brengt met mensen van overal.
Luc, de oudste, was deze zomer weer op kamp gegaan, en kwam terug met een bijzondere ervaring tijdens de Eucharistische aanbidding.
Als ouders doen we ons deel door hen God te tonen, en God doet het zijne, en raakt de harten van onze jongens aan. Meer konden mijn ouders niet doen, meer kunnen wij niet doen. Nu is het aan hen om zich dat geloof, die relatie met Jezus, eigen te maken. Zelf ben ik enorm dankbaar voor dat geschenk, en enorm blij dat ik het blijkbaar zelf heb kunnen doorgeven.
Nu bid ik dat mijn zoons ooit zelf kunnen terugkijken en dankbaar zijn voor wat aan hen is doorgegeven en wat ook voor hen de vaste grond geworden is van wat zij hopen, een geloof dat ze nooit meer hebben losgelaten.
Jongste dochter Anne (29)
Ik ben blij dat ik een christelijke opvoeding heb gekregen. Het heeft me gemaakt tot de persoon die ik nu ben. Als kind vond ik er natuurlijk niks aan om mee te moeten naar de mis en de gebedsdiensten. Ook thuis werd er heel wat gebeden! Ik besefte wel dat wij als gezin anders leefden dan de doorsnee andere gezinnen.
Naar mijn gevoel was er veel meer diepgang en werd er veel bewuster geleefd. Daar pluk ik nu wel de vruchten van.
Ikzelf ben nooit gelovig geweest. Ik vind geen troost, steun of antwoorden in het geloof. Integendeel eigenlijk. Het roept eerder veel vragen bij mij op. Ik leef wel als een goed mens en denk dat er heel wat christelijke normen en waarden bij mij zijn ingebakken. Die normen en waarden probeer ik door te geven aan mijn dochter, zonder haar christelijk op te voeden.
Ik zie bij mijn ouders dat het geloof iets heel moois kan zijn. Ze beleven het op een manier die hen als mens veel rijker maakt. Ik ben echt blij voor hen, maar kan er zelf niet bij hoe dat allemaal werkt.
Ik zou het een mooie en rustgevende gedachte vinden moest er effectief een hemel bestaan. Vermoedelijk zou ik ook zo binnen mogen wandelen als het mijn beurt is, maar ik denk dat ik dan toch eerst eens een goed gesprek ga voeren met Onze-Lieve-Heer.