Loslaten en ont-moeten: een dagboek van vier stille abdijdagen
Op stiltedagen gaan, begint eigenlijk nog vóór je vertrekt, namelijk met de keuze voor even het vertrouwde achter je te laten. Dat laat zich al voelen tijdens het inpakken. Voor vier dagen heeft een mens eigenlijk niet veel nodig en toch dringt de vraag zich op: wat neem ik mee en wat laat ik thuis? Letterlijk, maar ook figuurlijk.
Zo beslis ik me tot slechts één, al wat ouder, boek te beperken: ‘God ervaren’, van de Duitse benedictijn Anselm Grün.
Niet makkelijk voor een fervente lezer zoals ik. Voorts neem ik ook geen snacks als tussendoortjes mee. Drie maaltijden per dag zouden moeten volstaan. Maar met een extra deken, grote warme sjaal, regenjas en -schoenen, blijkt mijn oorspronkelijke valiesje toch te klein.
Op de vooravond van mijn vertrek maak ik nog wat laatste afspraken met mijn huisgenoten. Ook dat blijkt een oefening in loslaten. ‘Ja, mama, dat zei je al... Vertrouw ons nu maar én… vergeet vooral niet ervan te genieten...’ Vooral die laatste uitspraak stemt me dankbaar...
(Lees verder onder de foto.)
Dag 1 - maandag 16 oktober: ‘Stof tot nadenken’
Ik heb het geluk te mogen meerijden met twee lieve dames, die dan nog eens allebei Lieve heten. Praten mag nog tijdens de heenrit en dus maken we uitgebreid kennis. De sfeer zit meteen goed en we blijken veel gemeen te hebben.
Drie uur later komen we aan in Chimay. Na een ontmoeting met de rest van de groep, in een lokale brasserie op een boogscheut van de abdij, is het tijd om de stilte in te gaan.
‘Hier ben ik weer’, denk ik bij mezelf wanneer we de kleurrijke laan van de Abbay Notre-Dame de Scourmont in Chimay oprijden.
(Lees verder onder de foto.)
Precies tien jaar geleden kwam ik hier voor het eerst. De kinderen waren toen pas vijf en drie jaar. Vier dagen op retraite gaan, was toen allesbehalve vanzelfsprekend, maar ik ben nog altijd blij met de weg die ik toen insloeg. Een weg die gebaand werd door het Open Contemplatief Huis, dat dit jaar aan haar vijftigste abdijdagen toe is, waarvan al voor de twintigste keer in Chimay. Een jubileumeditie dus, wat niet wil zeggen dat er een uitbundig feestje op het programma staat.
Het genot, of beter de vreugde, die een mens in een abdij ervaart, is van een andere orde.
Of zoals ik later op de dag in het boek van Grün lees: ‘God zoeken betekent voor Benedictus het ware leven zoeken, geen genoegen nemen met het oppervlakkige. Wie God zoekt, die zoekt ernaar in God het ware leven te vinden, in God een nieuwe levenskwaliteit, ja, een nieuwe identiteit te ervaren.’ (blz. 15)
Ik adem de herfstlucht in en stap door de grote poort naar binnen. ‘Hier ben ik, Heer.'
(Lees verder onder de foto.)
Eenmaal in de abdij blijkt hoe mooi de kamers gerenoveerd zijn. Elke kamer heeft voortaan een eigen badkamer. Als dat geen luxe is… Na enkele praktische afspraken is het tijd voor de eerste van zeven conferenties, zoals gebruikelijk gegeven door priester Dirk Masschelein uit Oostende. Voor het centrale thema Een nieuw mens worden en zijn wordt geput uit het boek The New Man van de Amerikaanse trappist Thomas Merton. En laat dat nu net gaan over die nieuwe, onze ware, identiteit.
Hoe kunnen we een mens worden en zijn, ontdaan van angst en egoïsme en vervuld van vreugde, liefde en vrede?
Hoe kunnen we Gods liefde in ons leven laten schijnen? Hoe worden we een mens met een nieuwe gezindheid, vervuld van Christus? Door te sterven aan onszelf of ons oude ik, zo leert Merton ons. En dat betekent vooral loslaten: van alle onware en ons door de wereld opgelegde gedachten, van de drang zichzelf te moeten bewijzen of het verlangen te willen ‘scoren’, van de angst niemand te zijn, van problemen en zorgen die er geen zijn, en finaal van de angst zelf om te sterven. Of om het met een ander woord te zeggen: door onthechting, niet als doel op zich, maar als een weg om zich vrijer en in liefde te geven aan medemensen.
(Lees verder onder de foto.)
Stof genoeg tot nadenken dus, maar veel tijd daartoe is er evenwel niet. Het programma vervolgt met het bijwonen van de vespers om 18 uur, een gezamenlijke maaltijd, eveneens in stilte, de completen en een tweede conferentie. Elke avond om 21.30 uur staat een half uur meditatie op het programma. Over ‘sterven’ gesproken.
Als er een activiteit is waarbij het ‘strijdende en wereldse ik’ zich opdringt in tal van uiteenlopende gedachten en emoties is het wel die van de meditatie.
Nieuw is de praktijk van de meditatie voor mij gelukkig niet. Toch vergt het telkens opnieuw de nodige discipline om te gaan zitten, met beide voeten op de grond en een rechte rug, en gedurende de hele meditatietijd, ontspannen, maar toch alert, een aanbevolen of zelfgekozen gebedswoord inwendig te herhalen.
Dag 2 - dinsdag 17 oktober: ’Onze ware identiteit’
Nog voor dag en dauw loopt de wekker af. Of in elk geval vroeger dan thuis. Eerlijk? Ik ben geen ochtendmens en dus vergt het discipline om in alle vroegte naar de kerk te gaan voor het bijwonen van de lauden. En dan valt 6.30 uur eigenlijk nog mee, te weten dat de monniken om 4.30 uur bijeenkomen voor de vigilie .
De ochtend in alle rust beginnen, is een zegen voor het verdere verloop van de dag.
Dat ervaar ik ook nu tijdens het gezamenlijke ontbijt in stilte, met uitsluitend stemmige muziek op de achtergrond. Elke dag ons gegeven, is er een om dankbaar voor te zijn. ‘Duizend nieuwe kansen om lief te hebben’, klinkt het soms bij ons thuis.
(Lees verder onder de foto.)
Als beleg tijdens het ontbijt is er keuze tussen confituur en smeerkaas. Niet meteen mijn favoriete smaken, maar meer dan voldoende. Vandaag is het de Werelddag van het Verzet tegen Armoede en dat maakt me enkel nog dankbaarder. Ook van de afwas hoef ik me niet aan te trekken. Wat wil een mens nog meer?
Driekwartuur na het ontbijt luiden de klokken alweer, dit keer voor de eucharistie. Het maakt niet uit of je net een boeiend boek aan het lezen was of inspiratie had om te schrijven.
Wanneer God je roept, is al de rest van ondergeschikt belang.
In een abdij wordt het ritme van de dag bepaald door de getijden. Kiezen waaraan je de tijd je gegeven spendeert, is dus belangrijk.
(Lees verder onder de foto.)
Later op de ochtend besluit ik een frisse neus te halen. Ruimte maken voor God kan ook door het bewonderen van zijn schepping. Om de natuur optimaal in je op te nemen, is het wenselijk stil te zijn en al je zintuigen te gebruiken. Dan pas hoor je een vogel zingen, zie je een bloem ontluiken, ruik je versgemaaid hooi, proef je de herfst en voel je je uiteindelijk ten volle mens.
Tijdens de wandeling word ik als vanzelf getrokken naar een open plek in het bos, een ruimte waar van alles mogelijk. Ik ervaar meteen hoe de plek me een spiegel voorhoudt.
Als niets vastligt of ingevuld is, is er nog van alles mogelijk.
Ik hoef het even niet te weten en dat is oké. In leegte ont-moet ik mezelf en creëer ik ruimte voor God. ‘Ga naar de plek waar je niemand bent’, klinkt het even later in een van de conferenties. Niemand, in wereldse termen wel te verstaan, want, zo leert Thomas Merton ons:
'We zijn al iemand nog voor we ons daarvan bewust zijn.'
Onze ware identiteit is ons gegeven. We zijn Gods geliefde kinderen. En in ons heeft Hij zijn welbehagen. In het licht van dat besef verdwijnt elke vorm van na-ijver, zoals zich vergelijken met (de) anderen of iets willen bezitten wat een ander bezit.
Groeien in menselijkheid hangt af van het vermogen elke vorm van strijd achterwege te laten.
En onze ware identiteit hangt al helemaal niet af van het dragen van een blauw-geel of van ‘het verkeerde’ truitje tijdens een voetbalmatch, denk ik er zelf bij, wanneer bij een blik op mijn smartphone even later het nieuws uit de wereld binnensluipt.
(Lees verder onder de foto.)
’s Avonds besluit ik even naar het thuisfront te bellen. ‘Deed je daar al leuke dingen?’, wil dochterlief weten. ‘Leuk? Euh… ik ging deze namiddag wandelen’, vertel ik haar. ‘Wandelen? Hmm…’ Ik hoor haar denken. Wandelen associeert een dertienjarige doorgaans niet met leuk. ‘Verder nog iets?’, vraagt ze en ik vertel haar over het programma. Er valt een stilte. Ik weet wat ze denkt, maar ga er niet verder op in en vraag hoe haar dag is geweest. We praten wat, en als we afronden, zegt ze: ‘Amuseer je nog…’ Ik glimlach. Meer moet dat niet zijn. Na nog een conferentie en een half uur mediteren val ik moe maar voldaan in slaap.
Dag 3 – woensdag 18 oktober: ‘Ont-moeting’
Na een onrustige nacht mis ik opnieuw de lauden.
Ik troost me met de gedachte dat God geen boekhouder is, die alles bijhoudt.
God nodigt ons uit en wij zijn vrij al dan niet op zijn uitnodiging in te gaan. Zijn liefde is immers onvoorwaardelijk. Wij hoeven die niet te verdienen. Of komt zo denken over God mij gewoon goed uit? Mijn innerlijke criticus is alvast niet stil...
Het creëren van bewuste en afgebakende tijd met God is nochtans heilzaam en gaat niet zonder inspanning van onze kant. Je begeven naar een afzonderlijke plaats, zonder verleidingen van buitenaf, helpt daarbij. De gebedstijden of lofdiensten, die het monnikenleven structuur geven, zijn er niet voor niets.
Kom God,
neem mijn hand en trek me naar U toe.
Mijn verlangen gaat uit naar U,
ook wanneer ik dat niet besef.
Weet u wat zo fijn is?
Dat U eigenlijk helemaal niets verwacht.
Wij zijn het die onszelf van alles opleggen
en denken zus of zo te moeten zijn.
Wanneer wij handelen vanuit Uw liefde
kan alles stromen, vloeien wij over van geluk,
en stralen wij als vanzelf.
U plantte een zaadje in ons.
Geven wij het aandacht, dan wordt het
werkelijk een prachtige bloem.
(Lees verder onder de foto.)
Gelukkig komen er nog kansen, te beginnen met de dagelijkse eucharistie, die ons leert dat het vandaag de feestdag van de heilige Lucas is. Na de conferentie is het opnieuw tijd om te mediteren. Ook nu is het niet volstrekt stil. Een kuchje hier, een zuchtje daar, een piepende stoel of een zoemende vlieg. Er zijn genoeg verstrooiingen en als die er niet zijn… Je eraan ergeren, heeft echter geen zin. Het leidt je enkel af van de essentie, aanwezig zijn bij God.
’s Namiddags staat er opnieuw een wandeling in de prachtige omgeving van de abdij op het programma. In groep of in je eentje, dat kies je zelf. Net als de dag voorheen raak ik met iemand in gesprek.
Een gezicht of een naam verandert plotseling in een mens met een verhaal.
Een ontmoeting die verder en dieper gaat dan de social talk, wanneer mensen zich verplicht voelen te praten om stiltes op te vullen. En opnieuw ervaar ik: wanneer twee mensen elkaar werkelijk ont-moeten betekent een stilzwijgende glimlach na afloop zoveel meer.
Dag 4 - donderdag 19 oktober: ‘Vrijmoedigheid’
Vandaag is het onze laatste (halve) dag samen. O, wat is de tijd gevlogen… En wat klinkt dat tegenstrijdig tijdens dagen die bedoeld zijn om te verstillen en te vertragen. Dit keer speelt er orgelmuziek tijdens het ontbijt. Om de een of andere reden word ik er onrustig van, maar ik neem me voor me niet te ergeren en me te focussen op de maaltijd. Ja, ook dat is verstillen… Net als ik me met de muziek verzoend lijk te hebben, klinkt er iets anders.
Zo gaat het ook vaak in het dagelijkse leven. Door iets te aanvaarden, wordt het lichter.
Het doet me denken aan wat ik eerder op de dag in het boek van Anselm Grün las: ‘Alleen wie zich met het leven inlaat, met zijn lichte en zijn donkere kanten, met zijn ups en zijn downs, zal ervaren hoe het leven smaakt.’ (God ervaren, blz. 116)
Vandaag, 19 oktober, verbind ik me tijdens de eucharistieviering in het bijzonder met iedereen die vecht tegen kanker. Toch valt een mens nooit samen met wat hem of haar overkomt, hoe zwaar de strijd soms ook is. Na nog één keer samen mediteren en eten, is het tijd om afscheid te nemen. In de wagen wisselen we ervaringen uit. Ja, er mag opnieuw gepraat worden…
(Lees verder onder de foto.)
‘En, ben je uitgerust?’, vraagt iemand me eenmaal terug thuis.
‘Hmm… uitgerust is nu niet meteen het woord dat ik met stille abdijdagen verbind’, reageer ik.
‘Tot rust gekomen dan?’ Dat klinkt al beter, hoewel… Zelf spreek ik liever over ‘verstillen’ en ‘vertragen'. Stille abdijdagen zijn een manier om het alledaagse bezig-zijn even te doorbreken en jezelf te ont-moeten. En in dat ont-moeten ruimte te creëren voor een ontmoeting met je diepste kern of wezen, en dus eigenlijk met God. Niet door van alles te doen, maar door met aandacht aanwezig te zijn, bij alles wat is, zowel het aangename als het minder aangename.
In de stilte dringen zich vaak gedachten en emoties op die je misschien liever uit de weg gaat. Situaties waarmee je nog niet in het reine bent gekomen, maar die je in het alledaagse leven, bewust of onbewust, wegduwt.
Het op het spoor komen van alles wat je hindert waarachtig en innerlijk vrij te zijn, is wat stiltedagen interessant maakt.
En tegelijkertijd niet vrijblijvend. Uiterlijk gezien neem je na afloop de draad van je leven weer op en is er schijnbaar niets veranderd. Vaak zonder dat je het zelf doorhebt, is er meestal innerlijk wel iets veranderd, zoals bijvoorbeeld de ingesteldheid of gezindheid waarmee je iets doet. Een mens die de dingen niet doet omdat het moet of omwille van ‘wat anderen zouden kunnen denken’, maar omdat hij/zij het verlangt. In een staat van parresia, zo klonk het in een van de conferenties, het Griekse woord voor onder meer vrijmoedigheid, de moed om vanuit een innerlijke vrijheid te spreken - of te zwijgen - en te handelen. Ja, ook om God lief te hebben, omwille van God zelf.
‘Hier ben ik, Heer’, niet omdat het moet, maar omdat mijn hart verlangt bij U te zijn.’
God,
Uw liefde is als een onuitputtelijke bron.
Wanneer wij ons aan U laven, hebben wij nooit te kort
en hoeven wij niet angstig of bezorgd te zijn.
Het enige wat u van ons verlangt,
is dat wij ons op U afstemmen
En ook dat verwacht U eigenlijk niet.
U laat ons de vrije keuze.
Dat is eigen aan uw liefde.
U weet als geen ander dat wanneer wij putten uit uw bron
al de rest vanzelf komt,
alles wat ons werkelijk gelukkig maakt.
U heeft oneindig veel geduld met ons.
Eeuwig blijft U op ons wachten.
Dat is uw belofte aan ons.