Meneer, u vergeet te bidden!
Toen ik in mijn tweede jaar als godsdienstleerkracht een bevriend priester af en toe uitnodigde in mijn lessen, begon hij steevast met een gebed. Het viel me op dat de leerlingen, ook de niet-gelovigen, daar eigenlijk helemaal niet moeilijk over deden. Waarom deed ik dat dan eigenlijk niet?
Nu was ik de les ook al wel eens begonnen met een bezinningstekst, met wisselend succes, maar uiteindelijk had ik het altijd weer opgegeven. Om verschillende redenen.
Gebedscultuur verdampt
Op school was er geen echte gebedscultuur meer.
Als leerling op dezelfde school had ik zo nu en dan nog een gebed meegemaakt, ook buiten de lessen godsdienst.
Zo begon elke examendag met een Onzevader. Vijf jaar later was dat helemaal verdwenen, zonder dat ik er echt een verklaring voor kan vinden. De directie was hetzelfde gebleven en ook de leerkrachten die vroeger wel gebeden hadden in de klas, deden dat nu niet meer. Het leek gewoonweg verdampt.
Bezinningstekst als compromis
Dat ik er niet in slaagde te bidden met mijn leerlingen, lag natuurlijk niet alleen aan de gebedscultuur van de school. Waarschijnlijk was ik ook wat bang. Ik was nog jong, onzeker en vermoedelijk was ook mijn persoonlijk gebedsleven nog niet diep geworteld genoeg.
De bezinningsteksten die ik zo nu en dan al eens voorlas, waren misschien ook te veel een compromis.
Schipperend tussen het verlangen om écht te bidden in de klas en de angst om, bijvoorbeeld, het Weesgegroet en Onzevader te bidden. Ik leefde in de veronderstelling dat deze gebeden te ver van de leefwereld van de leerlingen af zouden staan of dat ze de leerlingen met een andere geloofsovertuiging voor de borst zouden stoten. Misschien koos ik de verkeerde teksten, maar ook meer algemene en toegankelijke bezinningsteksten spraken hen niet aan en ik merkte dat ook ikzelf er weinig voeling mee had.
Godsdienstles aan God opdragen
En toch wilde ik bidden. Als ik godsdienst geef, wil ik de les ook aan God opdragen en Hem daarbij om hulp vragen. Bovendien wilde ik het geloof voorleven en daarbij is het gebed toch essentieel?
Als ik de leerlingen de schoonheid van ons geloof wilde laten zien, moest ik het ook ten volle tot uiting durven brengen?
Maar net die durf leek me tot dan te ontbreken. Het bezoek van de priester gaf me de juiste inspiratie en moed om het anders aan te pakken. Hij begon de lessen steeds met een kruisteken en een Onzevader, af en toe aangevuld met een korte vraag om de voorspraak aan een heilige of een Weesgegroet.
Ik zou het toch net zo goed kunnen doen? Het was de les godsdienst, de leerlingen zaten op een katholieke school en uiteindelijk zou het hen enkel te goede komen. Het Onzevader is daarenboven het gebed bij uitstek, dus daaraan zou het zeker niet liggen.
Misschien wat hoogmoedig dacht ik ook dat als ik niet opnieuw zou beginnen met bidden in de klas, het waarschijnlijk nooit meer zou gebeuren.
Nieuwe loopschoenen
Een aantal lessen later vertelde ik de leerlingen dus, met een bang hart, dat we vanaf nu met een kruisteken en een Onzevader elke les zouden beginnen. De eerste lessen was het een beetje een strijd. Er werd wel eens geprotesteerd of gelachen, maar al bij al leek het ook bij de leerlingen snel als normaal aangezien te worden. Ze waren het sneller gewend dan een paar nieuwe loopschoenen.
Als ik er zo op terugkijk, schaam ik me dat het me zoveel tijd heeft gekost om de stap te zetten.
Met de christenvervolging in het Midden-Oosten in het achterhoofd, is het eigenlijk treurig dat we hier zo makkelijk ons geloof verstoppen uit angst voor negatieve reacties of vervelende situaties.
Gelukkig kwam na het kraaien van de haan ook voor mij een Pinkstermoment. Sindsdien beginnen we samen elke les met een gebed en aan het begin van elk schooljaar krijg ik nog wel eens dezelfde lacherige opmerkingen of protesten, maar ook die waaien telkens weer snel over. Het komt nu zelfs voor dat als ik het gebed door verstrooidheid durf vergeten, er altijd wel een leerling is die roept: Meneer, u vergeet te bidden!
Rust en aandacht
Toen ik vorige week een verder zeer goede stagiaire had die, net als ik indertijd, de lessen met een bezinningstekst begon, werd het een onderwerp van gesprek. De leerlingen merkten het verschil. Collega Jolien vroeg of het klopte dat ik telkens met een Onzevader de les begon. Ze hadden haar gezegd dat ze het ervaren als een moment van rust en dat het duidelijk het begin van de les aangeeft, ook al geven sommigen aan liever niet mee te bidden.
Jolien vertelde dat ze zo’n duidelijk startmoment eigenlijk wel mist in haar lessen.
Vanaf dit jaar hebben onze leerlingen zelfs geen klasagenda meer waarin ze aan het begin van de les het lesonderwerp moeten invullen. Heel voorzichtig en misschien met een beetje van dezelfde verlegenheid als ik enkele jaren geleden had, zei ik: Ik kan je alleen maar aanraden om het ook te doen, het hoeft niet alleen iets van de les godsdienst te zijn.
Toegegeven, het is misschien niet de meest religieuze reden, maar het begon haar wel te dagen dat het gebed een mooi alternatief kon zijn om de les weer wat plechtiger te starten. Ik kan maar hopen én bidden dat ze de stap zet. Bid je mee?