Muntthee en een voorbede die binnen komt
Laten we hem P noemen.
Ik ontmoette hem voor het eerst tijdens een ochtendbezoek aan gang 13, eerste verdieping van de Antwerpse gevangenis – in de volksmond de Begijnenstraat. P, een ietwat magere man van 47 met de haren in een paardenstaart, zat met zijn rug naar de celdeur in lotushouding op een yogamat. Hij deelde de cel met een andere gedetineerde, die verdiept leek in een herhaling van Thuis op het kleine televisiescherm.
Bij het binnenkomen stelde ik me voor als pastor. Ah, een collega van Jef, klonk het met een warme glimlach waarachter ik een vertrouwensband met de vaste aalmoezenier van de instelling vermoedde. Inderdaad, antwoordde ik.
'Ga zitten', verwelkomde P mij in de kleine cel. 'Muntthee?'
Die muntthee is sindsdien ons ritueel geworden, telkens als ik hem bezoek. Hij veranderde een paar keer van cel en werkt nu ook als fatik (gevangene met een diensttaak) op de gang. P geniet aanzien bij de andere gevangenen en bij de cipiers (chefs, zoals ze binnen genoemd worden), want er gaat een zekere rust van hem uit. Geraken de gemoederen al eens oververhit, dan is hij het vaak die medegevangenen bedaart. Als een gedetineerde met psychische problemen zijn cel besmeurt met uitwerpselen, is het P die dat zonder morren opkuist.
Op zondag is P vaak lector in de kapel. En de aalmoezenier kan op hem rekenen voor de voorbeden of een bezinningstekst. Dat zijn steevast pareltjes, diep doorvoeld en getuigend van een groot inzicht en een gewortelde spiritualiteit.
P leest ook veel: van oosterse filosofie tot Thomas Merton. Met een Belgische monnik voert hij al maanden een briefwisseling.
Het verhaal van P
Over dat wekelijkse kopje muntthee vertelt P me stap voor stap zijn verhaal. We hebben het niet zozeer over zijn feiten, of toch niet al te concreet. Wel vertrouwt hij me toe dat hij hier gelukkiger is dan buiten, alleen al voor de opgelegde dagorde. Hij heeft daar nood aan. Want in de samenleving buiten, die inzet op de maakbare mens, loopt hij letterlijk verloren. Hij verdrinkt er in de keuzevrijheid. En hij weet het, want P heeft de gave van een soms verbluffende zelfanalyse.
Binnen een paar weken komt P vrij. Maar hoe vrij maakt die vrijheid hem werkelijk?
Ik heb sterk de indruk dat hij in zijn geest en hart al lang een vrijer man is dan velen die ik buiten de muren van de gevangenis tegenkom. En waar zal hij naartoe gaan? Liefst van al zou hij naar de abdij trekken. Het monastieke leven spreekt hem sterk aan. Maar de weg van onderscheiding die misschien wel tot aan de kloosterpoort leidt, is nog lang. Ook dat beseft P maar al te goed. Toch overheerst bij hem vertrouwen.
Dat er een weg voor hem is, die hij nota bene hier in de Begijnenstraat op het spoor mocht komen.
Niet achter elke celdeur huist een verhaal zoals dat van P. Integendeel, hij is veeleer de uitzondering op de regel van een al te rauwe werkelijkheid. Maar net daarom doet dat kopje muntthee zoveel deugd.