De oorlog is nooit gedaan
Heb je een reispermissie kunnen krijgen? vraagt mijn vader vanuit zijn ziekenhuisbed als wij hem bij het binnenkomen groeten.
Wij staren hem sprakeloos aan. Waar heeft hij het over? Het blijkt iets uit de oorlog te zijn.
Al die jaren heeft hij er niet over gesproken.
Als wij ernaar vroegen, zei hij steevast: Dat ben ik allemaal vergeten. Alleen als de kleinkinderen voor een werkje voor school naar zijn ervaringen in de oorlog informeerden, deed hij even zijn best.
Nu, op de valreep, zit hij er opeens weer middenin.
Moest jij vroeger een reispermissie hebben? vraag ik. Toen je naar Frankrijk vluchtte bij het begin van de oorlog?
Nee, toen werden we bevolen, zegt hij zonder te aarzelen. En hij herhaalt het nog eens luidkeels. BEVOLEN! En we moesten verzamelen in het zuiden van Frankrijk, om een opleiding te krijgen, maar de Duitsers sneden ons de pas af.
Hij tekent met zijn vinger op het laken hoe de legers oprukten en begint prompt Frans te praten.
De oorlog is nu gelukkig afgelopen, zeg ik. We hebben geen reispermissie meer nodig. We kunnen zomaar overal naartoe.
Ik wil er nog even aan toevoegen dat onze jongste zoon zelfs op vakantie is in Cuba, maar besluit bij nader inzien toch maar beter van niet. Wie weet wat dat woord nog oproept.
Mijn vader knikt, maar ik zie aan zijn ogen dat hij me niet gelooft.
De oorlog is nooit gedaan, hoor ik hem mompelen. Wat moet ik zeggen?
Hoe bewijs je vrede?
Jawel, wij hebben gewonnen, krijg ik niet over mijn lippen. Als hij eenmaal weer de actualiteit gaat volgen, wordt het zeker niet beter.
Mijn vader zucht diep. Niks moogt ge nog zelf beslissen, helemaal niks, zegt hij. Het is niet duidelijk of het over de oorlog of over zijn verblijf in het ziekenhuis gaat. Misschien heeft het ene wel het andere opgeroepen, al zijn de verplegers en verpleegsters eindeloos geduldig en behulpzaam.
Maar als je niet begrijpt wat er gebeurt, voel je je snel gedwongen.
Decennialang heeft mijn vader de oorlog onder de knoet gehouden. Maar nu hij aan het wankelen is, duikt het allemaal weer op, hevig en met verse angst. Echt helpen kunnen we hem niet. We weten ook niet of het weer weg zal gaan. We leiden hem af met verhalen van hier en nu, maar hij blijft op zijn hoede.
Thuis heeft mijn Irakese poetsman mijn huis keurig gepoetst. Ik kijk hem na als hij in alle rust wegfietst. Wat zou hij hebben meegemaakt voordat hij naar hier kwam? Wie weet wat er bij hem naar boven zal komen als hij eenmaal oud en versleten is. Er zal veel liefde nodig zijn om al die angst te omringen.